Unit 5 vocabulary Flashcards
Pompelmoes
Grapefruit
Kiwi
Kiwi fruit
Mandarijn
Mandarin
Nectarine
Nectarine
Perzik
Peach
ananas
Pineapple
Pruim
Plum
Framboos
Raspberry
Koekje
Biscuit/cookie
baguette
French stick/baguette
Pistolet
Bread roll
Asperge
Asparagus
Kool
Cabbage
Bloemkool
Cauliflower
Selder
Celery
Bieslook
Chives
Courgette
Courgette/zucchini
Peterselie
Parsley
Erwten
Peas
Paprika’s
(Bell) Peppers
Radijsjes
Radishes
Spinazie
Spinach
Raap
Turnip
Gebraden kip
Roast chicken
Gegrilde kippenborst
grilled chicken breast
Vleesballetjes
Meatballs
Gehakt
Minced meat
Kabeljauw
Cod
Haring
Herring
Zalmfilet
Salmon fillet
Gerookte zalm
Smoked salmon
Tonijn
Tuna
Tonijn in blik
Canned tuna
Gouda, Goudse kaas
Gouda cheese
Parmesaanse kaas
Parmesan
mixer
Blender
Flessenopener
Bottle opener
Kurkentrekker
Corkscrew
Fruitpers
Juicer
Soeplepel
Ladle
Schiller
Peeler
Kookpot
Pot
Weegschaal
Scale(s)
spatel
spatula
Blikopener
Tin/can opener
(Eier)klopper, garde
Whisk