unit 4 Woordjes 1 (Engels-Nederlands) Flashcards
1
Q
conversation
A
gesprek
2
Q
memory
A
geheugen
3
Q
wireless
A
draadloos
4
Q
have a look around
A
een kijkje nemen
5
Q
gears
A
versnellingen
6
Q
guarantee
A
gerantie
7
Q
baked beans
A
witte bonen in tomatensaus
8
Q
top
A
bovenste
9
Q
alert
A
alarm
10
Q
while supplies last
A
zo lang de voorraad strekt
11
Q
cut prices
A
prijzen verlagen
12
Q
compare
A
vergelijken
13
Q
standard
A
standaard
14
Q
connect
A
verbinden
15
Q
bit
A
beetje
16
Q
wish
A
wensen
17
Q
bicycle
A
fiets
18
Q
receipt
A
bonnetje
19
Q
wrap up
A
inpakken
20
Q
brand
A
merk
21
Q
since
A
sinds
22
Q
calories
A
calorieën
23
Q
pie
A
taart
24
Q
shelf
A
plank
25
checkout
kassa
26
sale
uitverkoop
27
low
laag