Unit 3 - Idioms Flashcards
1
Q
Dat doet een belletje rinkelen
A
That rings a bell.
2
Q
Met toeters en bellen
A
With all the bells and whistles
3
Q
Hij gaat de alarmbel luiden/ hij gaat het naar buiten brengen
A
He’s going to blow the whistle
4
Q
Hij klinkt als een plaat die blijft hangen
A
He sounds like a broken record.
5
Q
Niet te vroeg victorie kraaien
A
It’s not over until the fat lady sings
6
Q
Dat klinkt als muziek in de oren
A
This is music in my ears