unit 3 Flashcards
1
Q
een moordpoging
A
an attempted murder
2
Q
een zaak
A
a case
3
Q
een aanwijzing
A
a clue
4
Q
een misdaad
A
a crime
5
Q
een misdaadverhaal
A
a crime story
6
Q
dood
A
death
7
Q
een speurder, een rechercheur
A
a detective
an investigator
a sleuth
8
Q
een (oog)getuige
A
an eyewitness
a witness
9
Q
bewijs
A
evidence
10
Q
een onderzoek
A
an investigation
11
Q
een moordenaar
A
a killer
a murderer
12
Q
een motief
A
a motive
13
Q
een moord
A
a murder
14
Q
een verdachte
A
a suspect
15
Q
verdenking
A
suspicion
16
Q
arresteren
A
to arrest
17
Q
bekennen
A
to confess
18
Q
onderzoeken
A
to investigate
19
Q
doden
A
to kill
to murder
20
Q
wreed
A
cruel
21
Q
opzettelijk
A
deliberate
22
Q
schuldig
A
guilty
23
Q
onschuldig
A
innocent
24
Q
een misdaad plegen
A
to commit a crime
25
een alibi
an alibi
26
een bekentenis
a confession
27
een crimineel
a criminal
28
een vingerafdruk
a fingerprint
29
schuld
guilt
30
onschuld
innocence
31
een lijkschouwer
a medical examiner
32
een dader
an offender
33
een agent
a police officer
34
een psycholoog
a psychologist
35
een getuigenis
a testimony
36
een spoor
a trace
37
huiselijk geweld
domestic violence
38
een vuurwapen
a gun
39
een inbraak in huis
a home invasion
40
een moordwapen
a murder weapon
41
vergif
poison
42
een eigendom
een pand
a property
43
onthoofden
to decapitate
44
verdrinken
to drown
45
ophangen
to hang
46
vergiftigen
to poison
47
schieten
to shoot
48
neersteken
to stab
49
wurgen
to strangle
50
verstikken
to suffocate
51
weerzinwekkend
gruesome
52
vlekkeloos
immaculately
53
grondig
thorough
54
een aanrijding meemaken
to be hit in a car crash
55
zelfmoord plegen
to commit suicide
56
een slag (op het hoofd) krijgen
to receive a blow (to the head)
57
een hartaanval krijgen
to suffer a heart attack
58
een kruidenier
a grocer
59
smeken
to beg
60
grijpen
to catch
61
vertrekken
to depart
62
stamelen
to mutter
63
afwijzen
to reject
64
(over)blijven
to remain
65
naaien
to sew
66
breken
to smash
67
fluisteren
to whisper
68
verzorgd worden
to be looked after
69
iemand een dienst bewijzen
to do someone a favour
70
zorg dragen voor
to take care of