Unit 2: 1 Crimes Flashcards
1
Q
burglary
A
inbraak
2
Q
petty theft
A
kruimeldiefstal
3
Q
pickpocketing
A
zakrollen
4
Q
robbery (at gunpoint)
A
gewapende overval
5
Q
shoplifting
A
winkeldiefstal
6
Q
to spray graffiti
A
grafitti sprayen
7
Q
vandalism
A
vandalisme
8
Q
drug trafficking
A
drugshandel
9
Q
possesion of drugs
A
drugsbezit
10
Q
possesion of narotics
A
bezit van verdoofmiddelen
11
Q
assault and battery
A
slagingen en verwondingen
12
Q
defamation
A
vals beschuldigen
13
Q
domestic abuse
A
huiselijk geweld
14
Q
kidnapping
A
ontvoeren
15
Q
mugging/robbery
A
overval/beroving
16
Q
(attempted) murder
A
poging tot moord
17
Q
racketeering
A
afpersing
18
Q
rape
A
verkrachten
19
Q
sex trafficking
A
sekshandel
20
Q
sexual abuse
A
seksueelmishandeling
21
Q
sexual misconduct
A
seksueel wangerdag
22
Q
DUI/driving under influence
A
rijden onder invloed
23
Q
hit and run
A
vluchtmisdrijf
24
Q
speeding
A
te snel rijden
25
fraud
fraude
26
trespassing
verboden terrein betreden
27
violation of probation
de regels van de proeftijd schenden
