Unidad 4 Flashcards
Pasar un fin de semana fuera
Het weekend ergens doorbrengen
la necesidad
de noodzaak
el precio
de prijs
tener que
moeten
la prenda de vestir
het kledingstuk
el uso
het gebruik
cotidiano
dagelijks
el zapato
de schoen
el bolso
de tas
el juguete
het speelgoed
el coche
de auto
pues
nou
nunca
nooit
blanco
wit
el tirante
het schouderbandje
la talla
de maat
de manga corta
met korte mouwen
azul
blauw
rojo
rood
naranja
oranje
amarillo
geel
la tendencia
de trend
el gel de baño
het badschuim/douchegel
la chaqueta
het jasje, colbert
los pantalones cortos
de korte broeken
la ropa interior
de onderkleding
la sandalia
de sandaal
la toalla de playa
het badlaken
las gafas de sol
de zonnebril
el carné de identidad
de identiteitskaart
el dinero
het geld
el cepillo
de borstel
el cepillo de dentes
de tandenborstel
la crema solar
de zonnebrandcrème
el champú
de shampoo
siempre
altijd
el ordenador portátil
de laptop
verde
groen
barato
goedkoop
gris
grijs
el jersey
de trui
caro
duur
más
meer, meest
el extranjero
het buitenland