unidad 3 Flashcards
1
Q
het waait erg
A
d
2
Q
het is bewolkt, er zijn veel wolken
A
d
3
Q
het is warm
A
d
4
Q
het is zonnig
A
d
5
Q
het is koud en sneeuwt
A
d
6
Q
het regent
A
d
7
Q
de seizoenen
A
d