Uilen Flashcards
1
Q
Hoeveel graden kan de uil zijn hoofd draaien?
A
270 graden
2
Q
Zijn de oren van de uil symmetrisch of asymmetrisch?
A
Asymmetrisch, hierdoor kunnen ze de prooi beter lokaliseren.
3
Q
Wat is vorm van de gezichtssluier?
A
Schotelvormig.
4
Q
Wie zijn groter? De mannetjes of vrouwtjes?
A
De mannetjes en vrouwtjes zijn even groot.
5
Q
Welke kleur pas bij welk tijdstip van de jacht?
A
Oranje = schemering, geel = overdag, zwart = ‘s nachts.
6
Q
Waar maakt de ransuil zijn nest?
A
In oude kraai- en eksternesten.
7
Q
Wat is de Oehoe, een kleine of grote uil?
A
De grootste uil.
8
Q
Wat is de kerkuil, een cultuurvluchter of een cultuurvolger?
A
Een cultuurvluchter.
9
Q
Wat eet de kerkuil?
A
Spitsmuizen (gespecialiseerd in het vangen ervan).