U3 The Belly Rules The Mind Flashcards
1
Q
Basissmaken
A
Basic tastes
2
Q
Bitter
A
Bitter
3
Q
Zout
A
Salty
4
Q
Zuur
A
Sour
5
Q
Zoet
A
Sweet
6
Q
Textuur
A
Texture
7
Q
Korrelig
A
Grainy
8
Q
Krokant
A
Crispy
9
Q
Knapperig
A
Crunchy
10
Q
Sterk
A
Hard
11
Q
Stevig
A
Tough
12
Q
Taai
A
Rubbery
13
Q
Zacht
A
Soft
14
Q
Romig
A
Creamy
15
Q
Natuurvoeding
A
Natural food
16
Q
Gezonde voeding
A
Health foods
17
Q
Organisch voedsel
A
Organic foods
18
Q
Verwerkt voedsel
A
Processed food
19
Q
Ingeblikt voedsel
A
Canned food
20
Q
Fast food
A
Fast food
21
Q
Diepvries voedsel/producten
A
Frozen food
22
Q
Junkfood
A
Junk food
23
Q
Ingrediënten
A
Ingredients
24
Q
Zuivel
A
Dairy
25
Fruit en groenten
Fruit and vegetables
26
Granen en zaden
Grains and nuts
27
Dranken
Liquids
28
Vlees en vis
Meat and fish
29
Bereiding
Preparation
30
Eieren/room kloppen
To beat eggs/cream
31
Uien/groenten snijden
To chop onions/vegetables
32
Ingrediënten afwegen/afmeten
To measure ingredients
33
Deeg kneden
To mould/knead dough
34
Aardappelen schillen / bananen pellen
To peel patatoes/a banana
35
Een tomaat snijden
To slice tomatoes
36
Room/eiwitten stijfkloppen
To whip cream/egg whites
37
Koken
Cooking
38
Brood/cake bakken
To bake bread / a cake
39
Water / een ei koken
To boil water / an egg
40
Eieren / spek bakken
To fry eggs / bacon
41
Vis / vlees grillen
To grill fish / meat
42
Vlees / aardappelen roosteren
To roast meat / patatoes
43
Groenten stomen
To steam vegetables
44
Drank
Beverages
45
Water/thee drinken / nippen
To drink/sip water/tea
46
(Je dorst) lessen
To quench (your thirst)
47
Maaltijd
Meal
48
Smachten naar
To crave
49
Enorme trek
A craving
50
(Iets) eten
To eat (something)
51
Thuis eten
To eat in
52
Buitenshuis eten
To eat out
53
Jezelf ziek eten
To eat yourself sick
54
Jezelf volstoppen
To stuff yourself
