Tussenstop 2 Flashcards
1
Q
on-, niet
A
a, an
1
Q
tegen(over)
A
anti
2
Q
angst
A
foob
3
Q
schrijven
A
graaf, gram
4
Q
gelijkaardig
A
homo
5
Q
woord, leer, wetenschap
A
loog
6
Q
enkel, alleen
A
mono
7
Q
wet, kennis
A
noom
8
Q
geest, ziel
A
psyche
9
Q
kijken
A
scoop
10
Q
ver
A
tele
11
Q
voor
A
ante
12
Q
water
A
aqua
13
Q
samen met
A
co, con, com
14
Q
uit, buiten
A
e, ex