Tour 3 vocabulaire Flashcards
een ambulance
une ambulance
een noodoproep
un appel d’urgence
de hersenen
le cerveau
een hartstilstand
un arrêt cardiaque
een compressie, druk
une compression
de ruggengraat
la colonne vertébrale
een haartaanval
une crise cardiaque
een defibrillator
un défibrillateur
een lever
le foie
een instructie
une instruction
de darmen
les intestins
een (hart)massage
un massage (cardiaque)
een zenuw
un nerf
de bors(kas)
la poitrine
de politie
la police
een brandweerman
un pompier
een reanimatie
une réanimation
een nier
un rein
een ademhaling
une respiration
de hulpdiensten
les secours (m)
een adem
un souffle
de spoeddiensten
les urgences (f)
een ooglid
une paupière
een gedachte
une pensée
de duim
le pouce
een psycholoog
un psychologue
de geestelijke gezondheid
la santé mentale
een scheiding
une séparation
de slaap
le sommeil
een behandeling
un traitement
beangstigend
angoissant (e)
egoïstisch
égoïst
mentaal
mental (e)
doof
sourd (e)
blokkeren
bloquer
in vertrouwen nemen
se confiér à
deprimeren
déprimer