Tubulaire reabsorptie en secretie Flashcards
Peritubulaire capillaire netwerk
- om proximale tubulus
- reabsorptie en O2 voorziening
- enorme aanzuigende werking door oncotische druk: zuigt veel vocht aan uit filtraat: in glomerulus is er veel vocht gefiltreerd, en zijn eiwitten achtergebleven in het bloed -> sterke stijging colloïd-oncotische druk
Glucose reabsorptie (geldt ook voor aminozuren en P)
- wordt opgenomen secundair aan Na opname
- Na-K pomp
- water ook weer gereabsorbeerd door osmotische druk
- aan apicale zijde proximale tubulus 2 soorten Na-glucose symporters (SGLT2 en 1)
Na-K pomp glucose reabsorptie
Zit in basolaterale membraan: zorgt voor lage [Na] in de cel -> aan apicale zijde is er een gradiënt tussen het filtraat en de cel voor Na: Na wil heel graag cel in -> glucose wordt met Na naar binnen gehaald -> verhoging intracell. glucose concentratie -> aan basolaterale kant passief met gradiënt mee interstitium in
- K-kanalen zorgen dat K niet tegenwerkt
SGLT2
Glucose import de cel in, gekoppeld aan 1 Na: vooral 1e gedeelte convoluted proximal tubule -> 90% gefiltreerde glucose weer gereabsorbeerd
SGLT1
Glucose import cel in, gekoppeld aan 2 Na: kost meer energie, in rechte deel proximale tubulus -> 10%. Kan laatste restjes glucose uit filtraat halen door hoger energie verbruik: glucose kan tegen een hogere concentratiegradiënt in
Transcellulair transport
- Na, K-pomp: primair actief, electrofeen, basolateraal
- Na, glucose sumporter: secundair actief, electrogeen, apicaal
- Glucose carrier (GLUT): passief, basolateraal
Splay
Resorptie gaat niet precies tot Tm transportmaximum maar begint al eerder af te buigen
- > veroorzaakt door interindividuele variatie tussen nefronen
- > drempel wordt bepaald door nefron met de hoogste GFR en laagste capaciteit om glucose te reabsorberen
Reabsorptie bicarbonaat
Na uit filtraat wil cel in -> gekoppeld aan efflux uit cel van protonen: Na-proton exchanger -> zuur combineert zich in het filtraat met HCO3- -> evenwicht naar CO2 -> kan vrij diffunderen over het membraan -> in cel zit een andere Canhydrase die zorgt dat daaruit HCO3- ontstaat -> basolaterale membraan weer een transporter die HCO3- met de concentratiegradiënt mee de cel uithaalt en neemt extra Na mee.
Reabsorptie zout en water
- osmolaliteit blijft gedurende de PT constant aan het
- eerste 30% Na reabsorptie gekoppeld aan reabsorptie van allerlei dingen, daarna aan Cl- influx
- > solvent drag
Solvent drag
Meeslepen van moleculen met het oplosmiddel. Water wordt gereabsorbeerd trans- en paracellulair door enorme osmotische aantrekking vh interstitium -> Cl, Ca, Mg, K-ionen worden meegesleurd
Reabsorptie eiwit
Eiwitten in het filtraat worden afgebroken door proteases en aminozuren en worden dan opgenomen door een PTcel. Of eiwitjes worden als eiwit opgenomen, komen in het lysosoom en daar afgebroken tot aminozuren.
Proteïnurie
> 0,3 g/dag
Glomerulaire proteïnurie
Nefrotisch, filter werkt niet goed meer -> hoog-MW eiwitten in de urine, excretie is > 3,5 g/dag
Proteïnurie door overloop
Aanbod bepaald eiwit zo groot dat veel wordt uitgescheiden en de reabsorptie capaciteit overstijgt -> laag MW eiwitten, excretie is < 2g/dag
Tubulaire proteïnurie
Reabsorptie is onvoldoende -> laag-MW eiwitten, excretie is < 2g/dag
Abormale excretie van metabolieten
- verhoogde plasmaspiegels
- verhoog single nefron GFR
- genetische afwijkingen in transporteiwitten
- Fanconi’s syndroom
Organische verbindingen filtratie
Worden nauwelijk gefiltreerd -> zijn vaak aan albumine gekoppeld, wat niet gefiltreerd wordt -> secretiepaden in PT
- gekoppeld aan Na reabsorptie
Tubulaire secretie organische verbindingen
- secretiepad voor organische anionen (OA-) (penicilline, diuretica)
- secretiepad voor organische kationen (OC+) (morfine, adrenaline, ACh)
Beperkt aantal transporters, -> competitie tussen verschillende anionen en cationen
-> verhoogde biologische werkzaamheid geneesmiddelen
-> geneesmiddelentoxiciteit
-> maskeren doping
SGLT2 remmen
Om patiënten glucose te laten uitplassen, waardoor ze afvallen en de insulineresistentie minder wordt -> ook wat Na mee, betere bloeddruk
Niet SGLT1 want die komt ook voor in de darmen
Multipel myeloom
Plasma-eiwitten in de urine.
= aandoening beenmerg, allemaal monoklonale plasmacellen die speciale eiwitten zoals IgE maken dat in je urine komt.
Myelome Nier
Afzeting in glomerulus, stoornis PT, door klontering lumen verstoppen -> proteïnurie
Acidemie
bloed is zuur
Acidose
Proces wat leidt tot verzuring van het bloed Door: - verlies van HCO3- - nieuw zuurproductie - nier is kapot: maakt geen HCO3-