Tubulaire reabsorptie en secretie Flashcards

1
Q

Wat is jicht?

A

mono arthritis urica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt jicht veroorzaakt?

A

door urinezuur kristallen die neerslaan in een gewricht

–> urinezuur = wateroplosbare afvalstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt een inflammatiereactie herkend?

A
  • Rubor
  • Calor
  • Dolor
  • Tumor
  • Functio laesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de renale taken van de Six Petal Flower?

A

Kern van bloem = filtratie (boven) + reabsorptie & secretie (onder)

Bovenste 3 bloemblaadjes = hemodynamisch

  1. Hb door EPO
  2. Na door renine & ANGII
  3. H2O door ADH

Onderste 3 bloemblaadjes = metabool

  1. fosfor door 1,25 di-OH vit D parathormoon
  2. K-balans door aldosterone
  3. zuur/base evenwicht door ammoniumchloride

(zout in lichaam houden <=> K uit lichaam verwijderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is excretie?

A

Excretie = glomerulaire + tubulaire functie

Excretie = filtratie - reabsorptie + secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat filtert vs. excreteert de nier?

A

Verwijderen van afvalstoffen
1. kleine N-houdende afvalstoffen (bv. ureum bij mens, urinezuur bij vogels, creatinine, ammonium)
2. middelste moleculen (bv. bèta2 microglobulines)
3. eiwit-gebonden producten (bv. indoxyl sulfaat, para-cresyl sulfaat)
=> filtratie
secretie > reabsorptie

Nuttige stoffen behouden, bv. glucose, bicarbonaat, AZ’en, eiwitten
=> filtratie
secretie < reabsorptie

Reguleren van te reguleren stoffen, bv. Na, K, protonen, Ca/fosfor/Mg + H2O
=> excretie volgens homeostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg de tubulaire machinerie uit adhv de types transporters.

A
  • Primair actief transport:
    1. Na/K ATPase
    2. H/K ATPase
    3. H+ ATPase
    4. Ca2+ ATPase
  • Secundair actief transport:
    1. Cotransporter
    • -> SGLT: Na/glucose
    • -> NBC: Na en HCO3
    • -> NKCC2: Na, K, 2 Cl
    • -> NCC: Na, Cl
  1. Countertransporter of exchanger:
    • -> NHE3: Na/proton
  2. Tertiair actief transport:
    Zie organic anion transport

Deur open voor Na –> Na gaat graag naar binnen –> maar dat Na wat achter het basolateraal membraan komt, zal er op een bepaald moment terug uit moeten = via pomp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de tubulaire machinerie uit, adhv de types kanalen.

A
  1. ENAC
    • -> = epithelial sodium channels
    • -> = thv distale tubulus
  2. ROMK
    • -> renal outer medulla kalium channels
  3. BK
    • -> big kalium channels

(4. aquaporines)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen een pomp en kanaal?

A
Pomp = draait
Kanalen = open en toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Juist of fout?

Aquaporines zijn altijd open en zijn daarom kanalen.

A

Fout, ze zijn altijd open omdat het water poriën zijn, dwz gaten.
Hoe meer poriën, hoe meer de celwand lek is voor water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de functies van de verschillende delen van de tubulus?

A
  1. PT (deel dat instaat voor recyclage/reabsorptie en secretie) –> er zitten veel mitochondriën, want heeft veel energie nodig
  2. Lus van Henle en verzamelbuis = concentratie/dilutie –> heldere urine bij veel urine – donkere urine bij minder urine
  3. DT (macula densa – commandeert of het goed is, te veel of te weinig –> bv. belangrijk bij homeostatische balans)
  4. (lozen in de riool)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Juist of fout?

De TF/P ratio in de proximale tubuli voor inuline is kleiner dan voor glucose.

A

Fout, groter ipv kleiner. (TF/P = tubular fluid/plasma)
Inuline wil je verwijderen terwijl het lichaam glucose wilt behouden. In het midden daarvan liggen de regulerende stoffen (TF/P = ong. 1).

Lus van Henle: alles wat weg moet, is al in concentratie toegenomen; alles wat gerecycleerd moet worden, is aan het einde van de lus van Henle al zo goed als verdwenen

Glucose in urine is abnormaal, want dat had gereabsorbeerd moeten geweest zijn
= als pompen op hun limiet botsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk bloemblaadje speelt een rol bij de 2de tubulaire taak, nl. concentratie/dilutie?

A

Water (ADH)
Thv lus van Henle (dilutie segment) en verzamelbuis.
In medulla (inner zone) = 4x meer NaCl dan leefbaar is –> vanaf dan daalt terug (concentreren & dilueren)
Ook het geval voor ureum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke transporterters en kanalen spelen een rol bij het dilutie segment van de lus van Henle?

A
  • NKCC2 cotransporter (secundair)
  • Na-H ATPase (primair)
  • Na-K ATPase
  • K/Cl cotransporter (secundair)
  • K- en Cl-kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt NKCC2 geblokkeerd?

A

Door furosemide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Juist of fout?

Lasex blokkeert de dalende tak van de lus van Henle.

A

Fout, de stijgende ipv dalende tak –> laat heel veel zouten in urine –> moet je veel van plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de 3de tubulaire taak?

A

Fijnregeling ikv homeostase

–> omvat alle bloemblaadjes (Na, H2O, K, P, zuur/base) behalve Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welk controlepunt bevat de distale tubulus?

A

De macula densa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke transporters en kanalen bevat de distale tubulus?

A
  1. NaCl cotransporter (secundair)
  2. Na/K pomp (verschilt van lasex pompje)
  3. K- en Cl-kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De connecting en collecting tubuli staan in voor de fijnafwerking. Welke hormonen zijn hierbij betrokken?

A
  1. Aldosterone –> Na/K-huishouding
  2. Arginine Vasopressine of ADH –> waterbalans
  3. zuur/base evenwicht (zuur secretie en bicarbonaat secretie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat doet het ADH?

A

= actief als we te weinig drinken = aquaporines inbouwen –> water erdoorheen –> minder plassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke transporters en kanalen zijn betrokken bij de Na/K-huishouding (aldosterone) van de connecting en collecting tubuli?

A
  1. ENaC (kanalen)
  2. Na/K ATPase (primair)
  3. K-kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke transporters en kanalen zijn betrokken bij de waterbalans (ADH) van de connecting en collecting tubuli?

A

Enkel aquaporines II, III en IV (= poriën) –> geen transporters of kanalen
(AVP bindt op de V2-receptor)

24
Q

Welke transporters en kanalen zijn betrokken bij het zuur/base evenwicht (zuur secretie en bicarbonaat secretie) van de connecting en collecting tubuli?

A

Zuur secretie:

  1. HCO3/Cl exchanger (secundair) aan bloed kant
  2. H+ ATPase (urine kant)
  3. H/K ATPase (urine kant)
  4. Cl-kanaal (bloed kant)

Bicarbonaat secretie:

  1. HCO3/Cl exchanger (secundair) aan urine kant
    1. H+ ATPase (bloed kant)
  2. H/K ATPase (bloed kant)
  3. Cl-kanaal (bloed kant)
25
Q

Juist of fout?

Tubulaire activiteit eist energie.

A

Juist, veel energie nodig voor het functioneren van Na/K ATPase (bv. van mitochondriën).
Op einde geen glucose, wel urinezuur; en ionen worden geregeld.

26
Q

Juist of fout?

Creatinine wordt voor bijna 100% uitgeplast.

A

Juist, fractionele excretie = 100% + 6% overschatting door de tubulaire secretie

27
Q

Juist of fout?

Er wordt +/- 25.000 mmol Na geresorbeerd door de proximale tubulus.

A

Juist. (transcellulaire en paracellulaire reabsorptie)

28
Q

Welke stoffen worden geresorbeerd door de proximale tubulus?

A
  • glucose –> SGLT (apicaal)
  • AZ’en
  • fosfaat
  • bicarbonaat –> NBC (basolateraal)
  • monocarboxylaat
  • oligopeptides
  • albumine
29
Q

Hoe verloopt de tubulaire reabsorptie van glucose?

A

2 types SGLT:

  • SGLT2 –> [glucose]i/[glucose]lumen = 70
  • SGLT1 –> koppelt 2 Na-moleculen –> [glucose]i/[glucose]lumen = 4900

Glucose reabsorptie = +/- 1000 mmol/d

30
Q

Hoeveel glucose bevat normale urine?

A

0

<=> Diabetes patiënten filteren zoveel glucose dat de nier het niet meer aankan –> spill-over van glucose door de nier

31
Q

Wat doet een SGLT2-inhibitor?

A

Niet enkel suiker, maar ook zout (Na) uitplassen –> valt wat af + verlies van zout verlaagt de bloeddruk –> betere nierwerking –> minder hartfalen
–> Nu zijn ze deze ook aan het promoten bij mensen met nieraandoeningen (nier moet minder hard werken, waardoor de nier langer kan blijven draaien)

32
Q

Juist of fout?

SGLT1 is een laag-volume transporter met hoge affiniteit.

A

Juist. (SGLT2 is omgekeerde)

33
Q

Hoe verloopt de tubulaire reabsorptie van bicarbonaat?

A

Geregeld door het carboanhydrase enzym geregeld, want is betrokken in de omzetting van o.a. CO2 naar HCO3. HCO3 in tubulair lumen –> CA –> CO2 –> CA –> HCO3 –> HCO3/Na cotransporter –> HCO3 in interstitium. Inhibitie van enzym door acetozolamide.

Bicarbonaat reabsorptie = +/- 4000 mmol/d

34
Q

Hoe verloopt de tubulaire reabsorptie van fosfaat?

A

Via cotransporter met Na.

Onduidelijk via welke transporter/kanaal het tot in het interstitium geraakt.

35
Q

Hoe verloopt de tubulaire reabsorptie van albumine?

A

Eiwitten (bv. albumine) of peptide hormonen (bv. insuline) –> clathrine-coated pit –> coated vesikel –> multivesiculair endosoom –> lysosoom –> … –> vrije AZ’en –> interstitium

36
Q

Juist of fout?

Albumine in urine mag niet, want dan is er iets mis.

A

Juist

37
Q

Juist of fout?

Glucose heeft het hoogste transport maximum.

A

Juist, nl. 375 mg/min

38
Q

Juist of fout?

Secretie door de proximale tubulus verloopt over de apicale zijde.

A

Juist, transcellulair.

39
Q

Hoe verloopt de secretie van organische kationen en anionen?

A
  • kationen via OCT (organic cation transporter)
  • anionen via OAT (organic anion transporter)

=> gebeurt via de proximale tubulus cel (?)

40
Q

Hoe verloopt de secretie van creatinine (= metaboliet)?

A

Van creatinine wil je afgeraken dus gaat vanuit het bloed via OCT2 of OAT1/3 naar de proximale tubulus cel –> lumen

41
Q

Juist of fout?

Creatinine = zwitterion.

A

Juist. Zwitterion = weet niet goed of die anion of kation is, dus die doet ze beiden

42
Q

Wat is het gevolg van de tubulaire secretie van creatinine?

A

Creatinine blijft lang laag. Creatinine is geen gouden standaard om de glomerulaire filtratie in te schatten.
Op grafiek: hoe hogere GFR, hoe lagere plasma creatinine (–> normale waarde).

43
Q

Secretie en reabsorptie wisselen volgens product. Leg uit.

A
  • Enkel filtratie: bv. inuline (Cinuline = GFR)
  • Filtratie en secretie: bv. PAH (Cpah = ERPF = flow berekenen)
  • Andere combinaties: filtratie & partiële reabsorptie OF filtratie & complete reabsorptie
44
Q

Hoe verloopt de tubulaire secretie van eiwitgewonden afvalstoffen?

A

(Urinezuur via URAT1).

Bv. OA (organic anion) –> interstitium –> basolaterale transporters –> proximale tubulus cel –> energie-afhankelijke apicale transporters –> tubulair lumen –> urine

45
Q

Hoe verloopt de tubulaire verwerking van urinezuur?

A

Wordt deels gereabsorbeerd en deels gesecreteerd.

Als nier zwakker wordt –> minder excretie van urinezuur.

46
Q

Wat is de normaalwaarde van serumcreatinine?

A

0,90-1,30 mg/dl (hoger: nierfunctie neemt af, door bv. ouderdom en onbeweeglijkheid)

47
Q

Wat is de normaalwaarde van serumurinezuur?

A

3,0-6,0 mg/dl

48
Q

Is een creatininewaarde in de urine van 61 mg/dl normaal?

A

Voor iemand die nog bv. beweeglijk is, wel.

49
Q

Leg uit: urinezuur homeostase.

A

INPUT: purine afbraak (vooral) en GI inname

–> staal

OUTPUT: 2/3 renale klaring (vooral) en 1/3 GI eliminatie

  • -> bv. van 100% gefilterd: 10% renale eliminatie (excretie) via urine en 90% tubulaire gereabsorbeerd
  • -> Lichaam wilt waarschijnlijk niet dat lichaam helemaal zonder urinezuur valt
50
Q

Welke factoren beïnvloeden de urinezuur homeostase?

A
  • schaaldieren (bv. mosselen) bevatten veel urinezuur

- bier zorgt voor veel urinezuur aanmaak

51
Q

Hyperuricemie wordt veroorzaakt door…

A

…Verminderde fractionele excretie (verhoogde renale reabsorptie)

…Verhoogde totale excretie (verhoogde inname of productie)

52
Q

Wat is de normale klaring?

A

Normale klaring = 120 ml/min. –> maar vanaf bepaalde leeftijd daalt die –> dus gemakkelijker om dan 100 ml/min te zeggen

53
Q

Bij welke eGFR wordt nierdialyse aangeraden?

A

Nierwerking onder 10%

54
Q

Juist of fout?

Creatinine is een maat voor glomerulaire filtratie.

A

Juist.

55
Q

Juist of fout?

Fractionele excretie = maat voor urinezuur

A

Juist

56
Q

Welke behandeling is nodig voor opa Roger uit de casus.

A

1/3 komt via de voeding, en kan je dat wel regelen  bv. bij mosselen, bier  door zwakkere nieren, tijdelijke hoge urinezuur  in teen geslagen en jicht –> oplossing: geen schaaldieren, minder bier, meer water drinken
2 dagen max lichte dosis ibubrufen, liever niet, want is niet goed voor nieren (?)