Trousse de survie: les activités Flashcards
1
Q
De activiteit
A
L’activité (f)
2
Q
Zijn koffer pakken
A
Faire sa valise
3
Q
Zijn vakantie in het buitenland doorbrengen
A
Passer ses vacances à l’étranger (m)
4
Q
Het landschap bewonderen
A
Admirer le paysage
5
Q
Een wandeling maken
A
Faire une promenade
6
Q
Een trektocht maken
A
Faire une randonée
7
Q
Een souvenir kopen
A
Acheter un souvenir
8
Q
Een postkaartje schrijven
A
Écrire une carte postale
9
Q
In een restaurant gaan eten
A
Aller manger au restaurant
10
Q
(Uit)rusten
A
Se reposer
11
Q
Zonnebaden
A
Prendre un bain de soleil
12
Q
Foto’s maken
A
Prendre des photo’s
13
Q
Sporten, aan een sport doen
A
Faire du sport
13
Q
Een stad ontdekken
A
Découvrir une ville