Transistor als versterker Flashcards

1
Q

wat is de belastingslijn + hoe ziet die eruit op de grafiek

A

dat is een rechte lijn die je tekent op uitgangskarakteristieken die grafisch de verplaatsing van het werkpunt voorstelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

door welke 2 punten wordt de belastingslijn bepaalt + andere namen

A

punt a of kortsluitpunt

punt b of nullast- of sperpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe is de transistor in het kortsluitpunt +

met wat is de spanning over de transistor gelijk

A

de transistor is volledig in geleiding +

de spanning over de transistor (UCE) is gelijk aan de saturatiespanning (UCESAT) en is dus verwaarloosbaar klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

formule IC in punt a

A

IC = U2/RC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe is de transistor in het sperpunt +

met wat is de spanning over de transistor gelijk

A

de transistor is volledig gesperd +

de spanning over de transistor (UCE) is gelijk aan de voedingsspanning (U2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

formule IC en UCE in punt b

A

IC = 0

UCE = U2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

door wat wordt de helling van de belastingslijn bepaald

A

door de weerstandswaarde van de collectorweerstand RC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar ligt het werkpunt P

A

op de belastingslijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

door wat wordt de plaats van het werkpunt bepaald

A

door de instellingen van de basis. Die zijn altijd op gelijkspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op welke 2 manieren kan een transistor gebruikt worden als versterker

A
  1. met gelijkspanning ingesteld om een wisselspanningssignaal te versterken
  2. met gelijkspanning ingesteld om een gelijkspanningssignaal te versterken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welk zijn de verschillende klassen van instellingen

A

Klasse A

Klasse B

Klasse A/B

Klasse C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer gebruik je de verschillende klassen van instellingen

A

Klasse A voor het versterken van kleine signalen

Klasse B voor vermogenversterkers

Klasse A/B bij vermogenversterkers

Klasse C bij hoogfrequentversterkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar zijn de werkpunten voor de verschillende klassen van instelliingen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 2 soorten sturing heb je

A

stroomsturing en spanningssturing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verschillen tussen stroom- en spanningssturing

A

bij stroomsturing:

is RB groot tov RBE

wordt het signaal tijdens de versterking niet vervormd

bij spanningssturing:

is RB klein tov RBE

wordt het signaal tijdens de versterking vervormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly