Trajet 4 - Les Physiques Flashcards
1
Q
het uiterlijk, het voorkomen
A
l’apparence (f)
2
Q
de baard
A
la barbe
3
Q
de sportschoenen
A
les baskets (f)
4
Q
de oorring
A
la boucle d’oreille
5
Q
het puistje
A
le bouton
6
Q
het kapsel
A
la coiffure
7
Q
de jeans
A
le jean
8
Q
de zonnebril
A
les lunettes de soleil (f)
9
Q
de make-up
A
le maquillage
10
Q
de snor
A
la moustache
11
Q
het oor
A
l’oreille (f)
12
Q
de huid
A
la peau
13
Q
de schoenmaat
A
la pointure
14
Q
het geslacht
A
le sexe
15
Q
de maat
A
la taille
16
Q
bejaard, oud
A
âgé(e)
17
Q
raar
A
bizarre
18
Q
gekruld
A
bouclé(e)
19
Q
gebruind
A
bronzé (e)
20
Q
kaal
A
chauve
21
Q
gezond
A
en bonne santé
22
Q
zwak
A
faible
23
Q
donker
A
foncé(e)
24
Q
kroezel
A
frisé(e)
25
dik
gros(se)
26
lelijk
laid (e)
27
steil, glad
lisse
28
mager
maigre
29
schattig
mignon(ne)
30
halflang
mi-long(ue)
31
slank, dun
mince
32
lelijk
moche (fam.)
33
gespierd
musclé(e)
34
puntig, spits
pointu(e)
35
stijf, steil
raide
36
gezond
sain (e)
37
sportief
sportif, sportive
38
er goed / slecht uitzien
avoir bonne / mauvaise mine
39
lijken, eruitzien
avoir l'air
40
schoenmaat ... hebben
chausser du ...
41
allergisch zijn voor
être allergique à …
42
middelgroot zijn
être de taille moyenne
43
in (top)vorm zijn
être en pleine forme
44
.. meter groot zijn
faire ... mètre(s)
45
(kleding) maat ... hebben
faire du ...
46
groeien, groot worden
grandir
47
verdikken
grossir
48
vermageren
maigrir
