traject 1 p16-23; p25-27 Flashcards
het karakter
le caractère
het gebrek, de fout, het minpunt
le défaut
het tijdsverdrijf
le passe-temps
het trucje
l’astuce
de gegevens
les coordonnées
de kwaliteit
la qualité
asociaal
asocial(e)
avontuurlijk
aventureux, aventureuse
babbaleziek
bavard(e)
bizar, vreemd
bizarre
brutaal
brutal(e)
onaangenaam
désagréable
vestberaden
déterminé(e)
verstrooid
distrait(e)
energiek
énergique
eerlijk
honnête
intelligent, verstandig
intelligent(e)
naïef
naïf, naïve
nonchalant
nonchalant(e)
lui
paresseux, parreseuse
geduldig
patient(e)
voorzichtig
prudent(e)
realistisch
réaliste
gevoelig (voor)
sensible (à)
streng
sévère
sociaal
sociable
spontaan
spontané(e)
koppig
têtu(e)
verlegen
timide
lijken
avoir l’air
worden
devenir
op zoek zijn naar, zoeken
être à la recherche de