Toetsweek (H3) Flashcards

1
Q

Ecosysteem

A

Een natuurgebied waarbinnen alles wat leeft en groeit elkaar in evenwicht houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Natuurlijke kringloop

A

Het rondgaan in de natuur van voedsel, water, zuurstof en CO2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Assimilatie

A

Het proces waarbij planten onder invloed van zonlicht koolzuurgas (CO2) uit de lucht opnemen en er koolstof en zuurstof van maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kortgolvige lichtstralen

A

Zonnestralen met zo’n korte golflengte dat ze grotendeels door de atmosfeer heen vallen zonder de atmosfeer te verwarmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Langgolvige warmtestralen

A

Straling die door de aarde wordt uitgezonden en die door de lange golflengte de atmosfeer opwarmt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Draagkracht

A

Het maximumaantal mensen dat in een gebied of op aarde kan leven zonder schade aan te richten aan het ecosysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Milieuaantasting

A

De door de mens veroorzaakte verandering in het milieu waardoor de leefgebieden van planten en dieren kleiner worden of zelfs verdwijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Biodiversiteit

A

De rijkdom aan planten- en dierensoorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Milieu-uitputting

A

Het uit het milieu halen van stoffen in zo’n tempo dat het milieu dit niet kan herstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Milieuvervuiling

A

Het vervuilen van onze leefomgeving door afval in de kringlopen achter te laten. De kringlopen raken hierdoor van slag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Landdegradatie

A

Het ecosysteem van een gebied raakt zodanig beschadigd dat de mens er een tijd niet of minder goed aan landbouw kan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ecologische voetafdruk

A

Een maat voor de hoeveelheid ruimte die een persoon nodig heeft om zijn manier van leven te kunnen leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Watervoetafdruk

A

De hoeveelheid zoet water die je gebruikt of vervuilt (in binnen- en buitenland) om al jouw goederen en diensten te produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Energieverbruik per persoon

A

De hoeveelheid energie die één inwoner inzet voor zijn manier van leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Energie

A

Het vermogen om arbeid te verrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bezielde energie

A

Arbeid die verricht wordt door de spierkracht van mens of dier.

17
Q

Onbezielde energie

A

Arbeidsvermogen dat geleverd wordt door apparaten.

18
Q

Steenkoolequivalent

A

Een maatstaf die wordt gebruikt om verschillende energiedragers met elkaar te vergelijken. Alles wordt omgerekend naar de energie die in steenkool zit.

19
Q

Afwenteling

A

Een milieuprobleem afschuiven op een ander gebied of een andere generatie zodat je er hier of nu geen last van hebt.

20
Q

Duurzame ontwikkeling

A

Zo met de aarde omgaan dat ook toekomstige generaties op een planeet kunnen leven die schoon en niet uitgeput is.

21
Q

Milieugebruiksruimte

A

De optelsom van alle mogelijkheden in een gebied om de natuurlijke hulpbronnen te benutten zonder deze aan te tasten of uit te putten.

22
Q

Recyclen

A

Het hergebruiken van de grondstoffen in afgedankte producten (blikjes, oud papier enzovoort)

23
Q

People, Planet, Profit

A

Een manier van produceren die winstgevend is (Profit) maar geen schade berokkent aan de werknemers (People) en aan de natuurlijke kringlopen van de aarde (Planet).

24
Q

Voedselzekerheid

A

Situatie waarbij er voldoende te eten is.

25
Q

Kwantitatieve honger

A

Honger die ontstaat wanneer mensen te weinig energie (kilocalorieën) binnenkrijgen om gezond te blijven.

26
Q

Kwalitatieve honger

A

Honger die ontstaat wanneer mensen te weinig vitamines en mineralen binnenkrijgen om gezond te blijven.

27
Q

Biobrandstoffen

A

Een brandstof die gewonnen wordt uit landbouwgewassen (zoals maïs). Het voordeel van een biobrandstof is dat de CO2 die bij verbranding vrijkomt grotendeels uit de lucht teruggehaald wordt bij de teelt van het gewas.

28
Q

Landhervorming

A

Herverdeling van grootgrondbezit onder kleine en landloze boeren.

29
Q

Blauw water

A

Al het water dat afkomstig is van oppervlaktewater, grondwater en uit aquifers.

30
Q

Groen water

A

Regenwater, al dan niet verdampt of door gewassen opgenomen.

31
Q

Grijswater

A

De hoeveelheid water die nodig is om de vervuiling van water weer ongedaan te maken.

32
Q

Druppelirrigatie

A

Irrigatie met leidingen waarop ventielen of druppelaars zitten. Hierdoor wordt water bespaard en ontstaat geen verzilting, terwijl de planten toch voldoende water krijgen.

33
Q

Olie-equivalent

A

Een maatstaf die wordt gebruikt om verschillende energiedragers met elkaar te vergelijken. Alles wordt omgerekend naar de energie die in olie zit.

34
Q

CO2-voetafdruk

A

De optelsom van de CO2-uitstoot van je huishoudelijk energieverbruik en je vervoer en de CO2-uitstoot die ontstaat bij het maken van alle producten die je gebruikt.

35
Q

Kernenergie

A

Energie die wordt opgewekt door het splijten van deeltjes uranium.

36
Q

Groene of hernieuwbare energie

A

Elektriciteit die opgewekt wordt doorduurzame energiebronnen zoals waterkracht, wind, zon of biomassa. Deze energie raakt nooit op.

37
Q

Getijdencentrale

A

Elektriciteitscentrale die energie opwekt door gebruik te maken van het verschil tussen eb en vloed.

38
Q

Geothermische energie

A

Elektriciteit die opgewekt wordt door gebruik te maken van aardwarmte.