H4 Begrippen Flashcards

1
Q

arbeidsextensief

A

Wanneer bij een bedrijf maar weinig arbeid nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

asielzoeker

A

Vluchteling die in het land waar hij zijn toevlucht heeft gezocht, een aanvraag tot verblijf heeft ingediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

autonome regio

A

Regio in een land met zelfbeschikking over bijvoorbeeld onderwijs, belastingen en de politie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

autoritair regime / dictatuur

A

De macht in een land ligt bij één persoon of een kleine groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

babyboom

A

Opmerkelijk groot geboortecijfer in bepaald jaar (geboortegolf).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

benedenstrooms

A

Vanaf een punt in een rivier naar de monding toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bovenstrooms

A

Vanaf een punt in een rivier naar de bron toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

burgeroorlog / intern conflict

A

Conflict tussen bevolkingsgroepen binnen de grenzen van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

conflictmineraal

A

Kostbaar, zeldzaam mineraal waardoor mensen oorlogen willen voeren of waarmee ze oorlogen financieren. Voorbeelden: ‘oorlogsgoud’ en ‘bloeddiamanten’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

etniciteit

A

De identiteit van een volk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Exclusieve Economische Zone (EEZ)

A

Zee en bodem tot maximaal 200 zeemijl (370 kilometer) uit de kust van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

failed state / mislukte staat

A

Een staat met een overheid die vrijwel geen controle heeft: overal is corruptie, misdaad en economische chaos, veel mensen zijn op de vlucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

genocide

A

Vernietiging van een volk, een ras of een groep mensen of een poging daartoe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gewapend conflict

A

Een aanhoudende strijd waarbij in een jaar minstens 25 doden vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

grootschalige transnationale grondverkopen

A

Verkoop van stukken land van meer dan 200 hectare (300 voetbalvelden) aan buitenlandse bedrijven of investeerders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

inheemse volkeren

A

Volkeren met traditionele bestaanswijze en een sterke binding met hun grondgebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ICC / Internationaal Strafhof

A

Strafhof dat genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden berecht.

18
Q

internationaal conflict

A

Conflict dat zich tussen twee of meer staten afspeelt.

19
Q

jeugdbult

A

Een groot aandeel van 15- tot 29-jarigen in de bevolking.

20
Q

kapitaalintensief

A

Wanneer bij een bedrijf veel kapitaal nodig is (omdat het bedrijf grootschalig en gemechaniseerd is).

21
Q

kritisch mineraal

A

Mineraal dat onmisbaar is voor de productie van hightechartikelen (zoals smartphones) en duurzame energievoorzieningen (zoals zonnecellen en windmolens).

22
Q

nationalisme

A

Een volk streeft naar onafhankelijkheid en het stichten van een eigen staat.

23
Q

natuurlijke hulpbronnen

A

Rijkdommen die van nature voorkomen in of op de aarde.

24
Q

oeverstaat

A

Land waar een rivier doorheen stroomt.

25
Q

ontheemd

A

Aanduiding voor een vluchteling die in zijn eigen land blijft.

26
Q

paradox van de overvloed

A

In een land met veel brandstoffen of mineralen is de kans op gewapende conflicten veel groter dan in een land zonder dergelijke rijkdommen.

27
Q

peak oil

A

Term uit de olie-industrie die aangeeft dat de maximale opbrengst uit een olieveld is bereikt.

28
Q

regionaal conflict

A

Conflict dat begint als een intern conflict of burgeroorlog, maar zich uitbreidt tot voorbij de landsgrenzen.

29
Q

regionalisme

A

Een volk houdt, binnen een staat, sterk vast aan de eigen geschiedenis en cultuur.

30
Q

separatisme

A

De wens van een volk om zich van een staat af te scheiden.

31
Q

soevereiniteit / zelfbeschikking

A

Zelfbeschikking: de staat oefent zelf de macht uit en andere staten mogen zich niet met binnenlandse aangelegenheden bemoeien.

32
Q

staat

A

Gebied met eromheen een internationaal erkende grens (land). Binnen een staat gelden wetten en regels.

33
Q

stroomgebied

A

Het gebied waar al het smelt- en regenwater via een hoofdrivier naar zee stroomt.

34
Q

territorium

A

Het woongebied van een volk.

35
Q

transparantie

A

Open communicatie over wie beslissingen over land en investeringen in dat land neemt.

36
Q

Veiligheidsraad

A

Onderdeel van de VN dat over vredesmissies besluit. Permanent lid met vetorecht zijn China, de VS, Rusland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

37
Q

volk

A

Groep mensen die zich bij elkaar voelen horen door taal, geloof of doordat ze een gemeenschappelijke geschiedenis hebben.

38
Q

vredesoperaties

A

Een bijdrage (onder aanvoering van de VN of een andere organisatie) aan de internationale rechtsorde (vrede).

39
Q

Vruchtbare Halvemaan

A

Gebied in het Midden-Oosten waar 12.000 jaar geleden de landbouw begon.

40
Q

waterverdag

A

Verdrag waarbij partijen (landen of boeren) het watergebruik in een stroomgebied met afspraken regelen.

41
Q

Wereldbank

A

Een organisatie van de Verenigde Naties die door het verstrekken van leningen probeert armoede uit te roeien en welvaart te delen.