Toetsweek 3 Flashcards
Correlatie
We spreken van een correlatie als er sprake is van een verband tussen twee of meerdere variabelen.
-Positieve correlatie: Als de correlatie tussen de 0 en 1 ligt is het een positieve correlatie. Bv:
Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger het inkomen. Allebei de variabelen dezelfde richting op bewegen.
-Negatieve correlatie: Als de correlatie tussen de -1 en 0 ligt is het een negatieve correlatie. Bv: Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe lager het inkomen. DEZE GAAN NIET DEZELFDE RICHTING OP, DUS IS HET NEGATIEF.
Onderzoekseisen
- Betrouwbaarheid (Herhaling, zelfde resultaten)
- Validiteit (meet je wat je wilt meten)
- Representativiteit (Groep met dezelfde kenmerken)
- Generaliseerbaarheid (moet ook gelden voor het deel dat niet heeft meegedaan aan het onderzoek)
- Transparantie (helder zijn over manier van onderzoek doen)
Causaal verband
De ene variabele is de oorzaak van de andere variabele. X → Y
Significantie
Als je onderzoek significant is, betekent dit dat je onderzoek niet op toeval berust. We spreken van een significante uitspraak of uitkomst wanneer 95% (soms 99% bij grotere steekproeven) van de uitkomsten je hypothese ondersteunt. Hoe lager het percentage, des te zwakker is het bewijs. (betrouwbaarheid). Bij een significante correlatie zetten we er een sterretje boven.
Wanneer wordt een hypothese bevestigd?
- Als de correlatie overeenkomt met de hypothese.
- Als er sprake is van een significante correlatie. (wanneer er een sterretje boven de correlatie staat).
vergelijken op verschillende niveau’s
Microniveau:
Het gaat om het gedrag van individuele personen.
Mesoniveau:
Er wordt gekeken naar hoe groepen mensen zich onderling gedragen, en dan kan het gaan over het gedrag van mensen in een bepaalde wijk of stad.
Macroniveau:
Bestudeert het gedrag van mensen op het niveau van samenlevingen.
verhouding
verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen vormgeven aan deze verschillen.
sociale ongelijkheid definitie
een situatie waarin verschillen tussen mensen (in al dan niet aangeboren kenmerken), consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling en behandeling.
drie vormen van sociale ongelijkheid
- ongelijke verdeling van (politieke) macht
- ongelijke verdeling van bezit
- ongelijke verdeling van status (waardering en behandeling van personen op grond van hun maatschappelijke positie)
Sociale stratificatie
Een verdeling van de maatschappij in groepen (sociale lagen) waartussen sociale ongelijkheid bestaat.
Sociale mobiliteit
Verschillen in economisch, sociaal en cultureel kapitaal hebben invloed op de mogelijkheid van individuen of groepen om veranderingen aan te brengen in hun maatschappelijke positie
positietoewijzing
Het proces van positietoewijzing verwijst naar maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op een bepaalde positie terechtkomt. Deze maatschappelijke oorzaken werken van buitenaf op de persoon of groep in.
Positieverwerving
Het proces van positieverwerving verwijst naar het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage van een persoon of de groep waar hij toebehoort.
Gevolgen van maatschappelijke positie
4 gebieden
Onderwijs:
Het cultureel kapitaal van ouders beïnvloedt de schoolprestaties van kinderen, het oordeel van docenten over leerlingen en de beslissingen van ouders en kinderen om opleidingen vroegtijdig te beëindigen.
Gezondheid
Mensen met een lagere maatschappelijke positie hebben meer aandoeningen en ziekten en leven gemiddeld minder lang.
Politiek
-Onder niet-kiezers zijn mensen met weinig opleiding en een laag inkomen onvertegenwoordigd. Wie niet stemt compenseert dat zelden door op een andere manier te participeren in politiek.
Cultuur
Er zijn aanzienlijke verschillen tussen mensen wat betreft de wijze waarop zij hun vrije tijd besteden, hun mediagedrag evenals bezoek aan culturele evenementen en bezienswaardigheden als musea. Mensen met een hoge opleiding en een hoog inkomen gaan vaker naar musea, schouwburgen en concertzalen en lezen meer. Mensen met lagere maatschappelijke posities hebben vaak een voorkeur voor andere vormen van cultuur.
Sociale uitsluiting componenten
- beperkte sociale en politieke participatie (zoals beperkte politieke interesse, sociaal isolement.
- beperkte normatieve integratie (beperkte naleving van de gangbare waarden en normen in de samenleving. (grote verschillen tussen samenleving > mensen voelen zich niet verbonden > mensen houden zich niet aan de regels)
- niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften, een tekort aan materiële goederen
- geringe toegang tot sociale grondrechten (onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, veiligheid, enz.)