Toets 3 Flashcards
Wat is de definitie van een concrete markt?
De markt waar koper en verkoper elkaar ontmoeten.
Wat is een abstracte markt?
De markt waar koper en verkoper elkaar niet ontmoeten, maar de gehele markt.
Wat is marktaandeel?
Hoeveel % jij bezit van de gehele markt.
Wie is een dominante aanbieder?
De grootste speler die de prijs bepaalt, andere volgen.
Wat is een toetredingsdrempel?
Een drempel waar een verkoper overheen moet, voordat hij kan produceren.
Wat is een homogeen product?
Een product waar de consument geen verschil in ziet, zoals papier.
Wat is een heterogeen product?
Een product waar de consument wel verschil in ziet, zoals een auto.
Wat zijn gedifferentieerde producten?
Producten die gemaakt zijn om verschil te laten merken bij de consument.
Wat is volkomen concurrentie?
Wanneer er veel aanbieders zijn die homogene producten verkopen en weinig invloed hebben op de prijs.
Wat is monopolistische concurrentie?
Wanneer er veel aanbieders zijn die heterogene producten verkopen, met invloed op de prijs.
Wat is een monopolie?
Wanneer er maar 1 aanbieder is, die veel invloed heeft op de prijs.
Wat is een oligopolie?
Wanneer er 5 tot 10 aanbieders de markt bezitten.
Wat zijn de kenmerken van marktevenwicht?
Qv=Qa, alle producenten willen hun winst maximaal.
Vul in: Bij volkomen concurrentie is er _______ vragers en aanbieders.
veel
Wat betekent transparante markt?
Elke partij beschikt over alle belangrijke informatie.
Wat is producttechnologie?
Elke aanbieder gebruikt dezelfde technologie om te produceren.
Wat is het resultaat van toetreding in monopolistische concurrentie?
Meer concurrentie leidt tot lagere prijzen en lagere winst voor verkopers.
Wat is prijsdiscriminatie?
Wanneer verschillende consumenten verschillende prijzen betalen voor hetzelfde product.
Wat is arbitrage?
Onderlinge doorverkoop.
Wat is consumentensurplus?
Het verschil tussen betalingsbereidheid en marktprijs.
Wat is producentensurplus?
Het verschil tussen verkoopprijs en marktprijs.
Wat zijn externe effecten?
Effecten door productie of consumptie.
Wat zijn negatieve externe effecten?
Negatieve gevolgen van productie of consumptie, zoals milieuvervuiling.
Wat zijn positieve externe effecten?
Positieve gevolgen van productie of consumptie, zoals het ontwikkelen van medicijnen.