Toepassingen van zouten. Flashcards
Geef de formule en eigenschappen van natriumchloride.
NaCl
= keukenzout of zeezout
- smaakstof
- conserveringsmiddel
Geef de formule en eigenschappen van natirumfluoride.
NaF
- in tandpasta met fluoriden
Geef de formule en eigenschappen van calciumdichloride.
CaCl₂
- strooizout bij ijzel
Geef de formule en eigenschappen van zilvernitraat.
AgNO₃
- wratten verwijderen
Geef de formule en eigenschappen van kaliumnitraat.
KNO₃
- salpeter: kunstmest, buskruit en vuurwerk
Geef de formule en eigenschappen van calciumcarbonaat.
CaCO₃
- kalksteen, marmer, eierschalen en schelpen
Geef de formule en eigenschappen van calciumsulfaat.
CaSO₄
- gips (botbreuken helen + pleisterwerk)
Geef de formule en eigenschappen van dinatriumcarbonaat.
Na₂CO₃
= soda
- reinigingsmiddel
Geef de formule en eigenschappen van natriumwaterstofcarbonaat.
NaHCO₃
= natriumbicarbonaat of bakpoeder
- in bakpoeder
- in bruistabletten
- als maagzout
Geef de wetenschappelijke naam van NaCl.
Natriumchloride
Geef de wetenschappelijke naam van NaF.
Natriumfluoride
Geef de wetenschappelijke naam van CaCl₂.
Calciumdichloride
Geef de wetenschappelijke naam van AgNO₃.
Zilvernitraat
Geef de wetenschappelijke naam van KNO₃.
Kaliumnitraat
Geef de wetenschappelijke naam van CaCO₃.
Calciumcarbonaat