toepassingen Flashcards
1
Q
CH3Cl
A
Koelmiddel
2
Q
CH2Cl
A
Afbijtmiddel
3
Q
CHCl3
A
Chloroform
4
Q
CCl4
A
Vlekkenwater (ontvlekker)
5
Q
CO2
A
Brandblusapparaat ; bruis in drank ; koelmiddel (droogijs)
6
Q
N2O
A
Anesthesie; druk in slagroomspuit ; motor opdrijven
7
Q
FE2O3
A
Roesten van ijzer
8
Q
SO2
A
Vorming van zure regen ; bewaarmiddel
9
Q
CO
A
Ontstaat bij slechte verbranding ; giftig
10
Q
CaO
A
Maken van cement ; ondergronden uitdrogen
11
Q
NaOH
A
Ontstopper
12
Q
Ca(OH)2
A
Indicator voor CO2
13
Q
NH4OH
A
Ontvetter
14
Q
NH3
A
Haarverf ; ruitenwas
15
Q
H3PO4
A
Aanwezig in Cola