Tijdvak 4 Hoofdstuk 4 begrippen Tijd van steden en staten, De late middeleeuwen, memo klas 4 Q2 Flashcards

1
Q

burgerij

A

De belangrijkste groep bewoners van een stad, de mensen die het burgerrecht hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

centralisatie

A

Het streven van heersers om hun gebied vanuit één punt te besturen en in het hele grondgebied gelijke wetten en belastingen in te voeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

drieslagstelsel

A

Een manier om een graanakker zo nuttig mogelijk te gebruiken, door in één jaar een derde van het land in de herfst in te zaaien, een derde van het land in de lente en een derde van het land braak te laten liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

expansie

A

De uitbreiding van een gebied of invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geestelijke macht

A

De macht over de kerk en haar leer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

geldeconomie

A

Een economie waarin geld het voornaamste ruilmiddel is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gilde

A

Een vereniging van mensen met hetzelfde beroep (meestal handelaren of ambachtslieden) die de gezamenlijke belangen behartigt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

inquisitie

A

Een kerkelijke rechtbank die ketters berechtte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

investituurstrijd

A

Het conflict tussen de keizer en de paus over de benoeming van bisschoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ketter

A

Iemand die een andere geloofsleer aanhangt dan de officiële.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kruistocht

A

Een militaire onderneming om het heilige land te veroveren of te verdedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lekeninvestituur

A

De officiële inwijding van een geestelijke door een leek (een niet-geestelijke).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

parlement

A

Een vergadering van vertegenwoordigers van de drie standen (geestelijkheid, adel en burgerij) die advies uitbrengen aan de koning; ook wel ‘statenvergadering’ genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

patriciër

A

Lid van een machtige en belangrijke familie in een stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

privilege

A

Een uitzonderlijk voorrecht van een bepaalde persoon of een groep personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

reconquista

A

Letterlijk ‘herovering’ (Spaans): de verovering door christelijke vorsten van het islamitische deel van het Iberisch schiereiland (Spanje en Portugal).

17
Q

staatsvorming

A

Het ontstaan van een groot gebied met één bestuur.

18
Q

stadsrecht

A

Het recht van een plaats op eigen bestuur en eigen rechtspraak.

19
Q

Staten-Generaal

A

De hoogste vergadering van de afgevaardigden van de drie standen van alle gewesten in een land.

20
Q

tweezwaardenleer

A

De gedachte dat de wereld bestaat uit een geestelijke (kerkelijke) en een wereldlijke (niet-kerkelijke) machtssfeer.

21
Q

wereldlijke macht

A

De macht over alles wat niet tot de kerk en haar leer behoort.

22
Q

westers schisma

A

De tijdelijke scheuring in de westerse (katholieke) kerk (1378-1417) waardoor de kerk twee elkaar tegenwerkende pausen had: één in Rome en één in Avignon.

23
Q

Zwarte Dood

A

De pestepidemie die in de 14e eeuw vanuit Azië Europa bereikte en ongeveer een derde van de Europese bevolking het leven kostte.