Tijdvak 3 Hoofdstuk 3 begrippen memo bovenbouw vwo klas 4 Q2 Tijd van monniken en ridders, De vroege middeleeuwen Flashcards
agrarische samenleving
Een maatschappijvorm waarin bijna iedereen werkzaam is in de landbouw.
agrarisch-urbane samenleving
Een maatschappijvorm waarin de meeste mensen werkzaam zijn in de landbouw, maar waar ook steden zijn, waarin veel mensen hun brood verdienen als ambachtsman of handelaar.
autarkie
Letterlijk zelfvoorziening’: een vorm van economie waarin een gebied in zijn eigen economische behoefte voorziet en dus economisch onafhankelijk is van andere gebieden.
domein
Landgoed dat bestaat uit een aantal boerderijen die onder dezelfde heer vallen, en dat in zijn geheel min of meer zelfvoorzienend is. Een domein kan bestaan uit verspreid liggende landgoederen.
feodaal stelsel
Een bestuurssysteem waarbij een leenheer grond en rechten in “leen’ geeft aan een ondergeschikte leenman, in ruil voor trouwe dienst; ook ‘leenstelsel’, ‘feodalisme’ of ‘feodaliteit’ genoemd.
hierarchie
Kerkelijke rangorde: tegenwoordig ook gebruikt voor een rangorde buiten de kerk.
hofstelsel
Een economisch systeem waarin min of meer zelfvoorzienende domeinen centraal staan; ook wel domeinstelsel genoemd.
horige
Halfvrije boer die recht heeft op zijn grond, maar het domein niet mag verlaten zonder toestemming van zijn heer.
islam
Het geloof in één god, Allah, volgens de richtlijnen in de Koran en de uitspraken van de profeet Mohammed.
kalifaat
Islamitische bestuursvorm waarin de kalief zowel wereldlijk als religieus heerser is.
kerstening
Anderen bekeren tot het christendom.
leenheer
Iemand die leenmannen aan zich heeft gebonden door hun grond en rechten in “leen’ te geven.
leenman
Iemand die van een leenheer grond en rechten in ‘leen’ heeft gekregen en in ruil daarvoor trouwe dienst belooft; ook wel ‘vazal’ genoemd.
lijfeigene
Onvrije boer zonder bezit, die moet werken als boerenknecht.
missionaris
Geestelijke die mensen tot het christendom probeert te bekeren.