Tijdsaanduidingen Flashcards
1
Q
¿Qué hora es?
A
Hoe laat is het?
2
Q
Es la uno
A
Het is 1 uur
3
Q
Son las dos
A
Het is 2 uur
4
Q
Son las tres
A
Het is 3 uur
5
Q
Son las cuatro
A
Het is 4 uur
6
Q
Son las cinco
A
Het is 5 uur
7
Q
Son las seis
A
Het is 6 uur
8
Q
Son las siete
A
Het is 7 uur
9
Q
Son las ocho
A
Het is 8 uur
10
Q
Son las nueve
A
Het is 9 uur
11
Q
Son las diez
A
Het is 10 uur
12
Q
Son las once
A
Het is 11 uur
13
Q
Son las doce
A
Het is 12 uur
14
Q
Es mediodía
A
Het is middag
15
Q
Es medianoche
A
Het is middernacht
16
Q
Quince / Cuarto
A
Kwart over
17
Q
Treinta / Media
A
Half
18
Q
De la madrugada
A
In de vroege morgen
19
Q
De la mañana
A
In de ochtend
20
Q
De la tarde
A
In de middag
21
Q
De la noche
A
In de avond
