2. Mi Rutina Diaria y verbos tipo gustar Flashcards
1
Q
Apetecer
A
Bevallen, zin hebben in
2
Q
Gustar
A
Leuk vinden
3
Q
Encantar
A
Dol zijn op, iets ontzettend leuk vinden
4
Q
Molestar
A
Vervelend vinden
5
Q
Doler
A
Pijn hebben
6
Q
Parecer
A
Vinden (als “Ik vind het best”)
7
Q
Interesar
A
Interessant vinden
8
Q
Mucho
A
Veel
9
Q
Bastante
A
Nogal
10
Q
Un poco
A
Een beetje
11
Q
Nada
A
Niets
12
Q
Mi rutina diaria
A
Mijn dagelijkse routine
13
Q
Me despierto
A
Ik word wakker
14
Q
Me levanto
A
Ik sta op
15
Q
Me ducho
A
Ik douche
16
Q
Desayuno
A
Ontbijt
17
Q
Me lavo los dientes
A
Ik poets mijn tanden
18
Q
Me visto
A
Ik kleed me aan
19
Q
Cojo el autobús
A
Ik neem de bus
20
Q
Voy a clase
A
Ik ga naar de les
21
Q
Vuelvo a casa
A
Ik kom terug naar huis
22
Q
Como
A
Eten
23
Q
Estudio
A
Studie
24
Q
Paseo a mi perro
A
Ik laat mijn hond uit
25
Veo la televisión
Ik kijk televisie
26
Me acuesto
Ik lig
27
Me dorme
Ik val in slaap