Theorie notes Flashcards

1
Q

Pauzes bij het rijden?

A

Na elke 2 uur rijden een kwartier pauze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wettelijke limiet alcohol?

A

0,2 promille / 88 microgram voor beginners.
0,5 promille / 220 microgram voor de rest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wanneer begin je al slechter met rijden als je alcohol drinkt?

A

bij 0,1 promille.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe geldt het voor andere drugs?

A

het is illegaal om net zo beïnvloed te zijn als de alcohol limiet.
voor het alcohol en andere drugs tegelijkertijd is er een nullimiet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rijden met andere soort medicatie?

A

sommige medicatie hebben een negatief effect op rijgedrag en zijn daarom verboden. dit staat meestal vermeld op een gele sticker op de verpakking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

als je betrapt wordt door de politie met te veel alcohol?

A

kan de politie een maximaal 24 uur rijverbod geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de 5 taakprocessen die je moet doorlopen om veilig te rijden?

A
  1. waarnemen.
  2. voorspellen.
  3. evalueren.
  4. beslissen.
  5. handelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

goed rijgedrag bestaat uit drie belangrijke elementen.

A
  1. defensief, je reageert op het gedrag van andere.
  2. sociaal.
  3. besluitvaardig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verschillende soorten rijbewijzen

A

bromfiets: AM.
Motor: A1/A2/A.
vrachtauto: C1/C.
autobus: D1/D.
Trekker: T.
Auto: B
Zware aanhangwagen: E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

als je een met een aanhangwagen rijdt met een standaard rijbewijs?

A

aanhangwagen max gewicht 750 kg en de totale massa < 3.500 kg. En max passagiers is 8.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe lang is een rijbewijs geldig?

A

10 jaar geldig en je moet zelf elke keer een nieuw rijbewijs aanvragen.
boven de 65 is het altijd minder dan 10 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

als je rijbewijs gestolen is?

A

moet je bij de gemeente een verklaring invullen en dan een nieuw rijbewijs aanvragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een rijbewijs is ongeldig na?

A
  • wijziging geboortegegevens.
    -ongeldigheidsverklaring.
    -inwisseling voor een buitenlands rijbewijs.
  • fraude met gegevens op het rijbewijs.
  • gedurende de ontzegging van de rijbevoegdheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een kentekencard?

A

elke auto op de openbare weg heeft er een.
hier staan de gegevens van het voertuig en de gegevens van de eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tenaamstellingscode?

A

elke auto heeft er een en is nodig om de auto te verkopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een motorvoertuig?

A

alle gemotoriseerde voertuigen, behalve bromfietsen (max 45 km/h), fietsen met trapondersteuning, gehandicaptenvoertuig en railvoertuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar mogen gehandicaptenvoertuigen rijden?

A

op de rijbaan en de stoep. op de stoep gelden voetgangers regels en op de rijbaan bestuurder regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is een speed-pedelec.

A

een e-bike die max 45 km/h kan. de min leeftijd is 16 jaar en je hebt een AM rijbewijs nodig en een WA-verzekering. ze mogen meestal alleen op de rijbaan of het bromfietspad rijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn wegen?

A

alle openstaande wegen of paden, inclusief bermen of zijkanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is een rijbaan?

A

elk weggedeelte voor rijdende voertuigen, m.u.v. fiets en bromfietspaden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is een rijstrook?

A

met strepen gemarkeerd weggedeelte geschikt voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe worden in en uitrijstroken aangeduid op de weg?

A

met blokken in plaats van strepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is een verdrijvingsvlak?

A

een stuk weg met schuine strepen erop, hier mag je niet rijden.
bij splitsingen gebruiken ze puntstukken om de weg te splitsen, hier mag je ook niet rijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

wat is een suggestiestrook?

A

een gestreepte lijn aan beide kanten van de weg, meestal met een rode weg achter de strepen, waar fietsers mogen rijden. auto’s zijn te gast op dit stuk van de weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat is een passeerstrook?

A

een lokale wegverbreding van 30 t/m 150 lang op smalle wegen buiten de bebouwde kom. grote voertuigen zoals trekkers zijn verplicht om deze te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat is een vluchtstrook?

A

aan de rechterkant van de snelweg een extra strook die met een gestreepte lijn wordt aangeduid.
deze kan soms gebruikt worden als spitsstrook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wat is een plusstrook?

A

aan de linkerkant van de snelweg een extra strook die tijdens de spits wordt geopend zodat de vluchtstrook gebruikt kan blijven worden als vluchtstrook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

de zichtbaarheid van ruiten?

A

de voorruit en de voorste zijruiten moeten altijd zichtbaar blijven.
de achterruit hoeft niet zozeer, maar wordt wel aangeraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

hoeveel passagiers mag je max vervoeren?

A

zoveel passagiers al er echte zitplaatsen aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

dragen van een gordel?

A

alle personen langer dan 1,35 meter moeten een gordel dragen en moet altijd zo strak mogelijk zitten.
Kinderen die kleiner zijn dan dit moeten gebruik maken van een goedgekeurd en geschikt kinderbeveiligingsmiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

verzekering met rijden?

A

alle motorvoertuigen moeten WA-verzekerd zijn (wettelijke aansprakelijkheid). deze dekt alleen de schade van de tegenpartij, niet je eigen voertuig. meestal is alleen de bestuurder aansprakelijk, maar soms ook de eigenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat doet de politie met zwaardere overtredingen?

A

ze maken een proces-verbaal op en je krijgt een boete van de officier van justitie, of je moet voorkomen en bepaalt de rechter welke straf je krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

wat is een educatieve maatregel?

A

als je wordt aangehouden voor alcohol kun je naast een boete dit krijgen.
een cursus van twee halve dagen of een volle dag plus twee halve dagen.
dit soort cursussen heb je ook voor verkeerd gedrag in het verkeer of met ander druggebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

snelheidsborden vierkant of rond?

A

ronde (rode) geven een max snelheid aan vierkante (blauwe) geven een adviessnelheid aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

rode driehoekige borden?

A

geven altijd een bepaald gevaar aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

voor welke kanten van de weg gelden de verkeersborden?

A

voor de gehele breedte van de weg, behalve bij borden met verbod tot stilstaan of parkeren, deze gelden voor de kant van de weg waar ze staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

een onderbord met 500 meter erop, met of zonder pijlen eromheen?

A

zonder pijlen eromheen betekent dat het bord erboven pas geld over 500 meter en met pijlen betekent dat het bord de komende 500 meter geld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

een doorgetrokken streep op de weg?

A

deze mag je niet overschrijden, tenzij er aan jou kant naast de doorgetrokken streep een onderbroken streep ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

onderbroken streep op de weg?

A

deze mag je altijd overschrijden, maar als de strepen langer zijn de onderbrekingen ertussen, dan is het een waarschuwingsstreep waar je goed moet opletten als je andere auto’s wilt inhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

een bliksemschicht op de weg?

A

dit waarschuwt je voor overstekende voetgangers of (brom)fietsers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

een busstrook op de weg?

A

hier mag niet over gereden worden, maar wel gekruist worden om ergens naartoe te rijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

groen licht met of zonder pijl?

A

zonder pijl betekent dat je voorrang moet geven als je naar links afslaat, inclusief voetgangers.
als er wel een pijl is in de richting dat je afslaat hoef je geen kruisend verkeer te verwachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

hiërarchie van verkeersregels?

A
  1. aanwijzingen van bevoegde mensen op de weg.
  2. verkeerslichten.
  3. borden met tekens op de weg.
  4. de basis verkeersregels.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

voorrang bij rijbaansversmallingen?

A

hier staan borden die dit aangeven, als de witte pijl in jouw richting is, dan heb je voorrang, maar dit geld alleen voor andere voertuigen, voetgangers hebben altijd voorrang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

een eenrichtingsweg?

A

deze word aangeduid met en blauw vierkant bord met een pijl. hier mag je niet keren of achteruitrijden, maar wel achteruit inparkeren of een inrit inrijden. deze regels gelden meestal niet voor fietsers, snorfietsers en bromfietsers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

fietsstrook met doorgetrokken of onderbroken streep?

A

doorgetrokken betekent dat hier echt alleen (snor)fietsers mogen rijden, maar onderbroken betekent dat bromfietsers er wel mogen voorsorteren, zolang ze de andere maar niet hinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Veilig rijden door een bocht?

A

pas snelheid aan en kies juiste versnelling voor de bocht.
wees alert op langzame voorliggers.
veilig inhalen is niet mogelijk, wacht tot na de bocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

een autoweg met een groene vulling tussen twee strepen in het midden?

A

dit is een stroomweg met een standaard max snelheid van 100 km/h. hier mogen alleen voertuigen die harder dan 50 km/h kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

rijden op een snelweg?

A

hier mogen alleen motorvoertuigen die harden dan 60 km/h kunnen en hebben overdag een max snelheid van 100 km/h, maar voor 6 en na 19 is dat meestal 130 km/h.
je moet zoveel mogelijk rechts houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

rijden met aanhang op de snelweg?

A

als auto + aanhang langer dan 7 meter is, mag je alleen de rechter twee rijstroken gebruiken (net als vrachtwagens).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

een splitsing van een snelweg herkennen?

A

dit kun je herkennen aan het groen/witte splitsingsbord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

voorrangsborden binnen of buiten BK?

A

binnen staat het bord voor het kruispunt.
buiten staat het bord na het kruispunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

drie soorten wegen in Nederland?

A

N-wegen: nationale hoofdwegen.
A-wegen: nationale autosnelwegen.
E-wegen: Europese hoofdroutes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

wat is een gebiedsontsluitingsweg?

A

N-wegen met een max snelheid van 80 km/h (binnen BK 50 of 70 km/h). met twee strepen zonder iets ertussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

wat is een erftoegangsweg?

A

30 of 60 km/h wegen zonder asmarkering en eventuele suggestiestroken. deze wegen zijn binnen woon- en winkelerfen en laten alle soorten verkeer toe.

56
Q

soorten wegmarkering geven snelheid aan?

A

groen tussen twee strepen: 100 km/h.
leeg tussen twee strepen: 80 km/h.
rood aan de zijkant van de weg: 60 km/h

57
Q

inhalen op een rotonde?

A

je mag links en rechts inhalen.

58
Q

verlaten van een rotonde?

A

tenzij anders is aangegeven, moet je altijd ander verkeer dat de rotonde nog volgt voor laten gaan.

59
Q

in of uitrit uitrijden?

A

je moet altijd al het verkeer (incl. voetgangers) voor laten gaan. als je erin rijdt, moet je het verkeer dat eruit gaat voor laten gaan.

60
Q

rijden op een erf?

A

dit herken je aan het rechthoekige bord met twee mensjes een auto en een huisje. hier is de max snelheid 15 km/h. voetgangers mogen hier de volledige weg gebruiken.

61
Q

je staat naast een bus bij een bushalte?

A

binnen BK moet je ze altijd voor laten gaan als deze wilt wegrijden (geld ook voor trams).

62
Q

waarschuwingsbord voor spoorwegovergangen?

A

een driehoekig waarschuwingsbord met een hek erop. onder dit bord is een wit rechthoekig bord met een aantal rode schuine strepen. elk van deze strepen geeft aan dat de slagboom 80 meter weg is. De onderkant van de schuine strepen is altijd gericht op de weg.

63
Q

andreaskruisen?

A

deze staan naast een spoor, een enkel kruis betekent een spoor en een dubbel kruis betekent twee of meer sporen.

64
Q

lichten bij een spporwegovergang?

A

rood knipper licht geeft aan dat er een trein aankomt, maar als er wit knipperlicht uit komt nadert er geen trein.

65
Q

wat is sneller glad bij vorst en sneeuwval?

A

bruggen en viaducten.

66
Q

wat te doen als je in een tunnel pech hebt en er niet uit kunt rijden?

A
  • zet je alarmlichten aan en stop helemaal aan de rechterkant, het liefst een vluchthaven.
  • zet de motor af en stap voorzichtig uit.
  • loop in de rijrichting langs de tunnelwand naar de dichtstbijzijnde hulppost en neem contact op met de weegverkeersleider.
67
Q

verschillende soorten kruispunten?

A
  • gelijkwaardige kruispunten, zonder speciale voorrangsregels.
  • gevaarlijk kruispunt, altijd een gelijkwaardig kruispunt, maar wordt met een driehoekig bord met een kruis erin aangeduid.
  • kruispunt met voorrangsweg, de voorrang wordt aangegeven met het voorrangsbord of haaientanden.
  • kruispunt met afbuigende voorrang.
68
Q

begin en einde van een voorrangsweg.

A

het voorrangsbord geeft aan dat je voorrang hebt en dit eindigt met hetzelfde bord, maar dan met drie zwarte strepen erdoorheen.

69
Q

stoppen op een kruispunt?

A

dit mag alleen als je op een voorrangsweg rijdt en links voorsorteert.
stoppen voor een voorrangsvoertuig mag altijd.

70
Q

op gelijkwaardige kruispunten geef je aan rechts en krijg je van links, tenzij?

A
  • trams hebben altijd voorrang.
  • voertuigen op onverharde wegen moeten altijd voorrang verlenen aan voertuigen op verharde wegen.
71
Q

voorrang voor voetgangers

A

voetgangers krijgen alleen voorrang op een zebrapad, los daarvan gelden de standaard voorrang regels niet voor ze.

72
Q

rechtdoorgaand verkeer?

A

op dezelfde weg gaan deze altijd voor, dit geldt ook voor kruispunten van verharde en onverharde wegen.

73
Q

trams hebben altijd voorrang, behalve?

A

een kruispunt waar je rijdt op een voorrangsweg en dus verplicht bent het voorrangsteken te volgen.

74
Q

trams stoppen alleen voor?

A
  • verkeerslichten.
  • haaientanden.
  • zebrapaden
75
Q

rijden in de buurt van een kolonne (militair of uitvaart)?

A

als het eerste voertuig nog niet is gepasseerd, dan gelden de normale verkeersregels.
als het eerste voertuig is gepasseerd dan mag je er niet doorheen snijden, tenzij verkeerstekens je voorrang geven.
je mag wel tussen een kolonne voegen als dat nodig is.

76
Q

de standaard maximum snelheden?

A

Binnen BK: 50 km/h
Buiten BK: 80 km/h
autowegen: 80 km/h
snelwegen: 100 km/h overdag en de rest 130 km/h. voor aanhangwagens is dit 90 km/h.
al deze snelheden kunnen afwijken zoals aangegeven op borden.

77
Q

adviessnelheden bij slechte weersomstandigheden?

A

gelden alleen bij normale weersomstandigheden, anders moet je een lagere snelheid aanhouden.

78
Q

lengte van de volgafstand?

A

bij goed weer 2 seconden, bij slecht weer 3 seconden.
sommige snelwegen hebben tekens op de grond om afstand te laten zien, hier moet je zorgen dat er minimaal twee tekens zichtbaar zijn.

79
Q

Vuistregel voor het inschatten van volgafstand? Snelheid = S

A

S/2 + 10% van S/2.
80 km/h: 80/2 + 4 = 44 meter

80
Q

vuistregel voor het inschatten van reactie afstand?
Snelheid = S

A

(S/2 + 10% van S/2)/2
80 km/h: (80/2 +4)/2 = 22 meter

81
Q

vuistregel voor het inschatten van remafstand?
Snelheid = S

A

(S/10 X S/10)/2
80 km/h: (80/10 X 80/10)/2 = 32 meter

82
Q

wat is de stopafstand?

A

reactieafstand + remafstand.

83
Q

max snelheid snorfietsers binnen en buiten BK

A

25 km/h

84
Q

max snelheid bromfietsers binnen en buiten BK en op de rijbaan?

A

binnen: 30 km/h
buiten: 40 km/h
rijbaan: 45 km/h

85
Q

max snelheid brommobielen?

A

45 km/h
rijden alleen op de rijbaan.

86
Q

inhalen van bromfietsen of brommobielen?

A

houdt minimaal 1.5 meter afstand anders kan de auto te veel invloed hebben op het sturen van hen.

87
Q

voorrang voor blinden en slechtzienden?

A

hebben altijd voorrang!
ook mensen met een rollator of andere dingen om te helpen met lopen.
dit geld niet voor gehandicaptenvoertuigen.

88
Q

als je op de snelweg een voertuig met zwaailicht langs de kant ziet staan?

A

moet je langzamer rijden, meer afstand houden en letten op het verkeer achter je.

89
Q

hoe sorteer je als je links wilt afslaan op een weg met tweerichtingsverkeer?

A

tegen de as van de weg.

90
Q

hoe sorteer je als je links wilt afslaan op een volledige eenrichtingsweg?

A

geheel links.

91
Q

hoe sorteer je als je links wilt afslaan op een weg met beperkte eenrichtingswegen?

A

tegen de as van de weg.

92
Q

hoe sorteer je als je links wilt afslaan op een weg met gescheiden rijdbaan?

A

geheel links op de rijbaan.

93
Q

hoe sorteer je als je rechts wilt afslaan op een weg met een fietsstrook?

A

als het een doorgetrokken streep is, ertegen aan.
bij een onderbroken streep mag je over de strook heen sorteren, zolang je maar geen fietsen hindert.

94
Q

als je op een kruispunt rechts of links wilt afslaan?

A

moet je altijd eerste het rechtdoorgaand verkeer voor laten gaan, inclusief voorgangers.

95
Q

haal altijd links in, behalve?

A
  • vlak voor en op rotondes.
  • als je rechts van een blokmarkering rijdt.
  • als je een file inhaalt.
  • als je een links voorgesorteerd voertuig inhaalt (die richting aangeeft).
  • als je een tram inhaalt.
96
Q

inhalen is verboden als?

A
  • je gevaar of hinder zou kunnen veroorzaken.
  • vlak voor en op een zebrapad.
  • doorgetrokken streep.
    waar borden dit aangeven (rood rond bord met rode auto aan de linkerkant en zwarte auto aan de rechterkant.)
97
Q

hoe voeg je in bij een snelweg?

A

je gebruikt ongeveer 2/3 van de invoegstrook voordat je de snelweg opgaat.
geef richting pas aan vlak voordat je invoegt en zet deze uit zodra je de blokmarkering bent gepasseerd.
laat het verkeer de rijbaan voor.

98
Q

hoe voeg je uit bij een snelweg?

A

zet je richtingaanwijzers aan op 300 meter voor de uitrijstrook en zet deze weer uit na de laatste blokmarkering. verminder je snelheid pas op de uitrijstrook.

99
Q

wat is een weefvak?

A

een gecombineerde invoeg en uitrijstrook. de praktische (maar niet officiële) regel is dat invoegers laten uitvoegers voorgaan.

100
Q

als een rijstrook eindigt of geblokkeerd is?

A

hier moet je ritsen. pas tijdig de snelheid aan en begin met ritsen bij het bord ‘ritsen vanaf hier’.

101
Q

als je langs een invoegstrook rijdt, maar deze niet wilt oprijden?

A

ben je verplicht je richting naar links aan te wijzen om te laten zien dat je er niet op gaat rijden.

102
Q

het verschil tussen stilstaan, parkeren en een noodzakelijke stop?

A
  • stilstaan betekent dat een voertuig stilstaan voor onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of het laden/lossen van goederen.
  • parkeren is dan andere vormen van vrijwillig stilstaan.
  • een noodzakelijke stop valt niet onder beide, zoals het stoppen voor rood licht.
103
Q

alle plekken waar je niet mag stilstaan?

A
  • kruispunt/overweg.
  • op een fietsstrook en de rijbaan naast een fietsstrook.
  • binnen 5 meter van een zebrapad.
  • een tunnel
  • bij een bushalte en op een busstrook (hier mag je wel even snel iemand laten in of uitstappen)
  • langs een gele doorgetrokken streep.
  • weggedeelten voor andere weggebruikers (zoals stoep of fietspad)
104
Q

als je op de snelweg op een file stuit?

A

moet je je alarmlichten gebruiken om achterliggers te waarschuwen.
als je langdurig stilstaan moet je ook je motor uitzetten.

105
Q

bij een noodgeval in de file?

A

mag je je auto tot stilstand brengen op de vluchtstrook of vluchthaven.
ga dan achter de vangrail staan en bel een pechhuldienst.
je kan eventueel een gevarendriehoek neerzetten ongeveer 30 meter achter de auto.

106
Q

bij ongevallen handel altijd in de PAMAN volgorde?

A
  • Persoonlijke veiligheid
  • Andermans veiligheid
  • Markeer de plaats van het ongeval
  • Alarmeer de hulpdiensten
  • Noodzakelijke hulp verlenen
107
Q

wat te doen bij een ongeval waar je bij betrokken bent?

A
  • neem foto’s van de situatie
  • noteer contactgegevens van getuigen, de naam van het kenteken van de tegenpartij.
  • vul dan samen Europees schadeformulier in (papier of app). het is niet wettelijke verplicht zon formulier bij je te hebben, maar wel verstandig
108
Q

wat te doen bij blikschade?

A
  • rij samen met de tegenpartij naar een parkeerplaats om schade af te handelen
  • politie is niet nodig en de verzekering heeft genoeg aan een juist ingevuld schadeformulier.
109
Q

wat te doen bij auto te water?

A
  • verlichting aanzetten
  • gordel losmaken
  • open het zijruit en als dat niet lukt gebruik dan de veiligheidshamer en verbrijzel het raam.
110
Q

de afstand dat je je richtingaanwijzer moet aanzetten als je afslaat?

A
  • snelweg, 300 meter
  • 80 km/h, 200 meter voor kruispunt.
  • 50 km/h, 100 meter voor het kruispunt
  • woonwijk, 50 meter voor het kruispunt.
111
Q

wanneer gebruik je je alarmlichten (binnen of buiten BK)?

A
  • stilstaat met pech op een gevaarlijke plek.
  • stilstaat op een plek waar je niet mag staan.
  • verplichte verlichting stuk is.
  • op een file stuit.
112
Q

Wat is een dagrijlicht?

A

lampen die overdag ook aanstaan.

113
Q

Wat is een stadslicht?

A

alleen tijdens het stilstaan of in combinatie met andere lichten.

114
Q

Wat is een dimlicht

A

tijdens de schemering en nacht.

115
Q

Wat is een groot licht?

A

als het dimlicht onvoldoende is, deze is overdag verboden. Je moet deze ook dimmen bij tegemoetkomende weggebruikers en als je achter een ander voertuig rijdt (incl. fietsers).

116
Q

Wat is een mistlicht?

A

bij extreem slecht zicht door mist, sneeuwval of regen. Er is ook het mistachterlicht en deze is verboden tijdens regen of tijdens een file.

117
Q

gekleurde lampen op een auto?

A

deze zijn voor de voorzijde verboden voor auto’s.

118
Q

Wat is aquaplaning?

A

als je rijdt in de regen kunnen je banden hun grip verliezen, dit merk je aan een vrije slag in het stuur.
er is een hogere kans op de rechterrijstrook.

119
Q

wat te doen als je aquaplaning ervaart?

A

laat je gas los en rem niet, blijf sturen in de juiste richting. zodra je snelheid voldoende laag is krijgen je wielen weer grip.

120
Q

wat te doen als je rijdt in de sneeuw?

A

pas je snelheid aan, meer afstand houden en geen abrupt gas geven, remmen of sturen. je moet ook onthouden dat op afritten, bruggen en viaducten eerder glad zijn dan gewone wegen.

121
Q

Wat is de rijstijl van Het Nieuwe Rijden?

A
  • Na het starten direct wegrijden.
  • Gebruik de toerenteller bij het kiezen van de juiste schakelmomenten. Vermijd hoge toerentallen, schakel tijdig op.
  • Afstand goed houden en anticiperen, zodat je minder vaak hoeft te remmen.
  • Auto laten uitrollen in de versnelling, koppeling pas indrukken als je bijna stilstaat.
  • Motor uitschakelen als je langer dan 1 minuut stilstaat.
122
Q

wat is een milleuzone?

A

een gebied in een stedelijke omgeving waar de meest vervuilende dieselvoertuigen, personenauto’s en bedrijfsauto’s worden geweerd om zo de luchtkwaliteit te verbeteren. er kunnen uitzonderingen zijn zoals aangegeven op een onderbord.

123
Q

In Europa zijn gestandaardiseerde brandstof symbolen. Hoe kun je aan de vorm ervan herkennen wat wat is?

A

een rond symbool is benzine
een vierkant symbool is diesel
een ruitvormig symbool is gas

124
Q

hoe kan je je katalysator beschadigen?

A

als je je auto laat slepen om hem weer te starten.

125
Q

hoe kan je een op rood springend verkeerslicht zo milieuvriendelijk benaderen?

A

op tijd je gas los laten en niet schakelen.

126
Q

Wat is een APK

A
  • algemene periodieke keuring.
  • bij benzine, eerste APK na 4 jaar, daarna twee keer 2 jaar en daarna elk jaar.
  • bij diesel, eerste APK na 3 jaar en daarna elk jaar.
127
Q

welke controles kun je doen voor een rit?

A
  • oliepeil
  • koelvloeistof
  • ruitensproeiervloeistof
  • verlichting
  • bandenspanning
  • goede afstelling van je stoel, hoofdsteun, stuur en spiegels.
128
Q

stappenplan van het verwisselen van een wiel?

A
  1. Parkeer op een veilige, vlakke en verharde plaats.
  2. Schakel je alarmlichten in.
  3. Trek een veiligheidsvest aan.
  4. Plaats eventueel de gevarendriehoek.
  5. Draai de wielmoeren 1 slag los.
  6. Krik de auto omhoog.
  7. Haal het wiel met de lekke band eraf.
  8. Plaats het reservewiel.
  9. Draai de wielmoeren handvast.
  10. Laat de auto weer zakken.
  11. Draai de wielmoeren vast.
129
Q

verschil tussen reguliere en stikstofbanden?

A

stikstofbanden blijven veel langer op spanning en zijn daardoor veiliger en zuiniger. deze banden kun je herkennen aan een groen ventieldop.

130
Q

wat kan het betekenen als je een bonkend geluid hoort bij het sturen?

A

dat er een defecte aandrijfas is, blijf hier niet lang op doorrijden.

131
Q

wat kan het betekenen als je een trilling in het stuur ervaart?

A

een verbuiging of verschuiving van bepaalde onderdelen van de wielophang.

132
Q

wat kan het betekenen als je scheeftrekt tijdens het remmen.

A

dit duidt op een verslijting van een van de remblokken, laat je remmen dus regelmatig controleren.

133
Q

goede bandenspanning?

A

een te lage of te hoge spanning heeft negatieve gevolgen voor de prestaties van jouw autobanden en kan de verkeersveiligheid ernstig beinvloeden.

134
Q

de kleur van het lampje op je dashboard?

A

een rood lampje betekent dat je direct moet stoppen en de motor uit moet zetten.
een geel lampje betekent dat je moet stoppen op een veilige plaats en iets moet controleren.

135
Q

maximale lengte van auto?

A

12 meter, inclusief aanhang, 18 meter.

136
Q

maximale breedte van een auto

A

max 2,55 meter een een hoogte van 4 meter inclusief lading.

137
Q

de lading mag maximaal uitsteken?

A

aan de zijkanten 20 centimeter.
1 meter aan de voor en achterkant. zolang het maar niet meer de 5 meter achter de achterste as uitsteekt.