theme 5 Flashcards
1
Q
affordable
A
betaalbaar
2
Q
approach
A
benaderen
3
Q
assume
A
aannemen
4
Q
to be flabbergasted
A
verbijsterd zijn
5
Q
to be on board with
A
mee eens zijn
6
Q
to bother
A
lastig vallen
7
Q
commute
A
heen en weer reizen van en naar werk
8
Q
compare
A
vergelijken
9
Q
constantly
A
voortdurend
10
Q
despite
A
ondanks
11
Q
etiquette
A
goede manieren
12
Q
foreign
A
buitenlands
13
Q
generally
A
over het algemeen
14
Q
glance at
A
een blik werpen op
15
Q
glimpse
A
eventjes zien
16
Q
hold
A
weglaten
17
Q
indicate
A
aangeven
18
Q
inhabitant
A
inwoner
19
Q
keen
A
enthousiast
20
Q
opt into
A
kiezen voor
21
Q
order
A
bestelling
22
Q
participant
A
deelnemer
23
Q
predictable
A
voorspelbaar
24
Q
provide
A
verschaffen
25
Q
random
A
willekeurig
26
Q
request
A
aanvragen
27
Q
specify
A
precies vermelden
28
Q
subconscious
A
onderbewustzijn
29
Q
substitution
A
vervanging
30
Q
superior
A
beter
31
Q
blurt out
A
eruit flappen
32
Q
collision
A
botsing
33
Q
deliberately
A
met opzet
34
Q
description
A
beschrijving
35
Q
distressed
A
verontrust
36
Q
embellish
A
verfraaien
