examenidioom 11&12 Flashcards
leverage
invloed, macht
feasible
haalbaar
to allocate
toewijzen, toekennen
to purchase
kopen
invoice
factuur
to estimate
schatten
prosperous
welvarend
affluent
rijk
to thrive
bloeien
destitude
berooid, zonder bezittingen
slump
crisis, diep dal
deficit
tekort, financieel tekort
impediment
belemmering
to soar
omhoogschieten
to deduct
aftrekken
to be entiteled to
recht op hebben
corporation
bedrijf
viable
levensvatbaar, uitvoerbaar
board
bestuur
proprietor
eigenaar (van een zaak)
incentive
stimulans, prikkel
commodity
product
in stock
op voorraad
to endorse
aanprijzen, steunen
to sustain
behouden
liability
verantwoordelijkheid (om te betalen)
supplier
leverancier
overdue
achterstallig, te laat
mortage
hypotheek
retail
detailhandel, winkel
billboard
reclamebord
to target
richten op
turnover
omzet
revenue
inkomsten (overheid, bedrijf)
belongings
bezittingen
legacy
erfenis
to impose
opleggen
rate
tarief
indispensable
onmisbaar
to flourish
bloeien, gedijen
concurrent
competitior
aanbetaling
trade
koopje
bargain
onderhandelen
to negotiate