Thema9-Taak1 Flashcards
aanspreken
to talk to
beginnen te spreken tegen iemand; de buurvrouw sprak mij even aan
alarm, het
alarm, the
Een hard geluid dat waarschuwt dat er gevaar is; toen we het alarm hoorden, wisten we dat er brand was
beheer, het
management, the
de zorg en de verantwoordelijkheid voor dingen die van iemand anders zijn; Nico Tideman heeft het beheer over alle gebouwen van de school.
beveiligen
to safeguard
beschermen tegen iets; deze auto is goed beveiligd tegen inbraak
beveiliger, de
security guard, the
beveiliging, de
security, the
bewaken
to guard
goed op iemand of iets passen; voor € 5,- wordt uw auto de hele dag bewaakt
bezoeker, de
visitor, the
bord, het
sign, the
discriminatie, de
discrimination, the
goedkeuring, de
approval, the
het feit dat iemand iets goedkeurt = de toestemming; na de goedkeuring van de gemeente kunnen we beginnen met het bouwen
hulpverlener, de
first responder, the
iemand die voor zijn of haar beroep mensen helpt, bijv. een arts; de hulpverleners waren snel aanwezig op de plaats van het ongeluk
intimidatie, de
harassment, the
kalm
calm
iemand die kalm is, heeft geen heftige gevoelens; kalm zei Mariëtte dat ze niet langer bij het bedrijf bleef werken
nood, de
emergency, the
grote moeilijkheden; in geval van nood als het echt noodzakelijk is