Thema5 Flashcards
1
Q
evenals
A
as well as, including
2
Q
evenmin
A
neither, either
3
Q
bovendien
A
additionally, moreover
4
Q
daarnaast
A
in addition, furthermore
5
Q
waardoor
A
so that, thus
6
Q
ten eerste… ten tweede…
A
firstly… secondly…
7
Q
tot slot
A
finally, lastly
8
Q
eerst…dan…daarna…tot slot
A
first…then….next…finally
9
Q
vroeger
A
earlier, previously
vroeger woonden we in dorp
10
Q
voordat
A
before
11
Q
alvorens
A
before, prior
Alvorens het formulier op te sturen, dient u het te ondertekenen
12
Q
echter
A
however, but
*Peter had zich op het exam voorbereiden. Hij is echter gezakt en moet b
13
Q
toch
A
still, anyway
Heleen voelde zich vanochtend ziek. Toch is ze naar haar werk gegaan.
14
Q
ondanks
A
despite
Ondanks het slechte weer werd het popfestival druk bezocht.
15
Q
tijdens
A
during