Thema 9 leerjaar 2 Flashcards

1
Q

biodiversiteit

A

verschillende soorten planten en dieren in een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bodemerosie

A

het verdwijnen van vruchtbare grond door regen of wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

broeikaseffect

A

het verschijnsel dat bepaalde gassen in de dampkring zonlicht WEL doorlaten maar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

budgetteren

A

zorgen dat je net zoveel inkomsten als uitgaven hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

dagelijkse uitgaven

A

uitgaven die je dagelijks doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dampkring

A

de laag lucht die om de aarde zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

duurzaam gebruik

A

natuurlijke hulpbronnen zo gebruiken dat ze lang meegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ecologische hoofdstructuur

A

een netwerk waarin natuurgebieden met elkaar zijn verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eindige hulpbronnen

A

hulpbron die op kan raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fossiele brandstof

A

brandstoffen die zijn ontstaan uit afgestorven planten en dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Industriele Revolutie

A

van handmatige productie naar machinale productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mijn

A

een plaats waar vaste natuurlijke hulpbronnen worden gewonnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

natuurlijk evenwicht

A

de toestand waarbij de natuur zelf zijn afvalstoffen opruimt en tekorten aanvult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oneindige hulpbronnen

A

hulpbron die niet op kan raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prioriteit

A

de belangrijkste behoefte voor iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

recycling

A

het opnieuw gebruiken van afval als grondstof

17
Q

reserveren

A

geld opzijzetten voor een bepaald doel

18
Q

turf

A

gedroogd veen

19
Q

uitputting

A

milieuprobleem dat onstaat als van iets te veel uit de natuur wordt gehaald

20
Q

vaste lasten

A

uitgaven die met een vaste regelmaat terugkomen

21
Q

veen

A

laag dode plantenresten

22
Q

versnippering

A

milieuprobleem dat ontstaat als het leefgebied van dieren in stukken gedeeld wordt door aanleg van huizen, wegen en industrie

23
Q

verstoring

A

milieuprobleem waarbij het milieu wordt beinvloed door geluid, licht of stank

24
Q

vervuiling

A

milieuprobleem dat ontstaat als de mens te veel stoffen in het milieu brengt die er niet thuis horen

25
Q

waarom is een zuinig apparaat niet goedkoop is?

A

en zuinig apparaat kan duurder zijn dan een minder zuinige apparaat

26
Q

hoe bestraft de overheid milieu-onvriendelijk gedrag?

A

door accijns

27
Q

wat is vaste lasten?

A

vaste lasten is dat je iedere keer hetzelfde bedrag moet betalen

28
Q

noem de grondvolgorde.

A
  1. hout/turf
  2. steenkool
  3. olie/gas
29
Q

noem drie voorbeelden van infrastructuur.

A

wegen
spoorrails
gebouwen

30
Q

wanneer was ongeveer het begin van de Industriele Revolutie in Nederland?

A

rond 1850-60

31
Q

waarom is rond 1850-60 laat?

A

in 1760 was de Industriele Revolutie al in Engeland, pas 100 jaar later kwam het in Nederland

32
Q

leg uit hoe de Industriele Revolutie leidde tot uitputting.

A

grondstoffen raken op

33
Q

waarom is er tussen 1000 en 1500 veel hout gekapt?

A

voor de productie van ijzer is veel houtskool nodig

34
Q

waardoor komt er steeds meer koolstofdioxide in de dampkring

A

door de verbranding van fossiele brandstof

35
Q

wat wordt bedoeld met het klimaat?

A

het gemiddelde weer over een periode van 30 jaar

36
Q

noem de volgorde van de kringloop van water

A
  1. waterdamp condenseert en er ontstaan wolken
  2. water verdampt uit zee
  3. wolken drijven vna zee naar het land
  4. het sneeuwt en het regent
  5. de sneeuw smelt
  6. water stroomt over en door de grond naar het dal
  7. een rivier stroomt van de bergen naar lagergelegen gebieden
  8. de rivier mondt uit in zee