Thema 7- Geheugen Flashcards

1
Q

Wat is het fonologisch korte termijn geheugen?

A

Het korte termijn geheugen waarin we 7 (+-2) dingen kunnen opslaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er nodig om het korte termijn geheugen te laten werken?

A

Een fonologische opslag en een fonologische lus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke gebieden zijn van belang bij visuospatiele aandacht?

A

De achterste parietale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit welk 3 sub categorieën bestaat het werkgeheugen?

A

Visuospatiele schetsblok
Fonologische lus
Episodische buffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen het kortetermijn geheugen en het werk geheugen?

A

Het werkgeheugen heeft met cognitie te maken, het korte termijn geheugen is passief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de taak van de prefrontale cortex binnen het werkgeheugen?

A

Het actief houden van de informatie en deze te gebruiken in overeenstemming met huidige doelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de taak van de ventrolaterale prefrontale cortex?

A

Informatie activeren en onderhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de taak van de dorsolaterale prefrontale cortex in het werkgeheugen?

A

Het manipuleren van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Well hersengebieden gebruiken we bij de self-ordered pointing task?

A

De dorsolaterale prefrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke delen kan het langetermijgeheugen opgedeeld worden?

A

Het declatratief/expliciet gehuegen
Het niet-declaratie/impliciet geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke subdomeinenn bestaat het niet-declaraties/impliciet geheugen?

A

Het procedureel geheugen
Perceptuele representatiesystemen
Klassieke conditionering
Niet-associatief leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de onderverdeling van het declaraties/expliciet geheugen?

A

Het semantisch geheugen (basic wereld kennis) en het episodisch geheugen (autobiografisch geheugen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan leiden tot een amnetisch syndroom?

A

Schade aan de frontale kwab, fornix, thalamus, hippocampus en mammillary bodies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bedoelen we met consolidatie?

A

Dat brein structuren door ervaringen blijvend veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de twee type consolidatie?

A

Synaptische consolidatie en systeemconsolidatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de wet van Ribot?

A

Dat herinneringen uit de kindertijd (oude) makkelijker op te halen zijn dan recentere herinneringen.

17
Q

Hoe worden herinneringen opgeslagen.

A

Vanuit het hippocampus naar de neocortex.

18
Q

Wat gebeurt er bij catastrofale interferentie?

A

Dit zou gebeuren als nieuwe herinnering het langer termijn geheugen ingeschoten worden waardoor ze oude herinneringen zouden verstoren.

19
Q

Welk hersengebied ondersteund het verwerven van semantisch geheugen?

A

De entorinale cortex.

20
Q

Welk herinneringen zijn afhankelijk van de hippocampus?

A

Gecontextualiseerde herinnering

21
Q

Wat is systeemconsolidatie?

A

Het omvormen van gecontextualiseerde herinneringen naar schematische herinneringen.

22
Q

Wat is het verschil tussen plaatsnemen en gridcellen?

A

Plaatscellen reageren op bepaalde locaties
Gridcellen reageren op verschillende plaatsen als een soort plattegrond indeling.

23
Q

Wat testen we bij expliciete geheugentesten?

A

Recall en recognition memory.

24
Q

Hoe testen we het herkenninsgeheugen?

A

Door te testen op familiariteit (komt bekend voor) en recollection (herinnering)

25
Wat kunnen we bij amnesie patiënten verwachten over hun recognition en recall memory?
Dat in beide tekorten verwachten kunnen worden.
26
Wat is de taak van de peririnale cortex binnen geheugen?
De represenrtaties van items/ familiariteit
27
Wat is de taak van de parahippocampale cortex binnen het geheugen?
Het verwerken van context en omgeving
28
Wat bedoelen we met de niveaus van verwerking?
Dat semantische informatie beter verwerkt enonthouden wordt dan perceptuele informatie
29
Wat is retrieval-induced forgetting?
Dat het ophalen van herinneringen active inhibitie van gelijksoortige herinneringen veroorzaakt.
30
Wat is de benadering van constructieve herinnering?
Dat herinneringen beïnvloed worden door kennis die we nu hebben
31
Wat is de taak van de dorsolaterale prefrontale cortex bij het langertermijngeheugen?
Het manipuleren van informatie n het werkgeheugen.
32
Wat is de taak van de ventrolaterale prefrontale cortex bij het langetermijn geheugen?
Het coderen van het langertermijngeheugen.
33
Wat is de taak van de dorsolaterale prefrontale cortex bij het ophalen vin info uit het langertermijngeheugen?
Te monitoren/evalueren van wat er opgehaald wordt.
34
Wat is source monitoring?
Het proces waarbij herinneringen worden gekoppeld aan hun oorspronkelijke context.
35
Welk soort lesies verstoren source monitoring?
Lesies aan de prefrontale cortex.
36
Wat is de specialisatie van de orbitofrontale cortex in geheugen?
Tijdcontext.
37
Wat is confabulatie ?
Er wordt niet expres gelogen over de herinnering wannner deze opgehaald wordt.