Thema 6- Aandacht Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is aandacht?

A

Het kunnen selecteren van informatie om zintuigelijk overbelasting te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer spreken we van onopzettelijke blindheid?

A

Als we iets niet zien, doordat onze aandacht ergens anders op gericht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van veranderblindheid?

A

Als we het verschil tussen 2 objecten in een afbeelding niet opmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt besloten waar onze aandacht naartoe gaat?

A

Dit kan top-down gebeuren, dus vanuit onszelf of bottom-up, wanneer een prikkel uit de omgeving onze aandacht vraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bedoelen we met covert richten?

A

Het verplaatsen van aandacht zonder onze ogen of hoofd te bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bedoelen we met overt richten?

A

Het verplaatsen van onze aandacht waarbij we onze ogen en hoofd wel bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we dan de inhibitie van terugkeer?

A

Als er geen stimuli verschijnt op het moment dat het verwacht wordt, maar pas later, duurt het langer tot men op de stimuli reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een attentional blink?

A

Men kan niet op twee stimuli reageren die snel na elkaar getoond worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de visuele wat route?

A

Een ventrale route naar de temporaalkwabben die objecten herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de visuele waar route?

A

Een dorsale route naar de parietalekwabben om een object te lokaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de taak van het LIP?

A

Reageren op zintuiglijke stimuli en het creëren van saccades.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar is het LIP belangrijk voor?

A

Het aandacht geven aan de saillante prikkels (auditief en visueel) in de omgeving. Hiervoor gebruikt het LIP het sailliantiemodel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de tegenligger van het LIP?

A

de FEF (Frontaal oogvelden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is halfzijdig neglect?

A

Als men enkel aandacht heeft voor stimuli aan de andere kant van de lesie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is pseudoneglect?

A

Dat iedereen meer aandacht heeft voor de linkerkant, doordat de rechter parietaalkwab sterker is voor ruimtelijke aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke twee mechanismen kan perceptueel bewustzijn opgedeeld worden?

A

Fenomenaal bewustzijn (ervaren) en toegankelijk bewust zijn (ervaring kunnen rapporteren)

17
Q

Wat zijn de 3 aandachtstheorieen?

A

Het FIT
Biased competition model
De permotorische aandachtstheorie

18
Q

Wat is het idee over aandacht volgens het FIT?

A

Het zoeken naar een doelobject gaat langzamer als er meer objecten zijn en als men naar verschillende kenmerken moet zoeken. (Zoekplaatjes test en er is er maar 1 goed)

19
Q

Wanneer is er sprake van denkbeeldige conjuncties?

A

Als de afzonderlijke kenmerken van een doelobject onjuist gecombineerd worden. Dit komt vaak de parietale lesies

20
Q

Wat is het idee van de biased competition theory?

A

Waar aandacht heen gaat is een uitkomst van een neurologische strijd om visuele verwerking en de controle van gedrag.

21
Q

Wat is extinctie?

A

Bij een lesie aan het parietaalkwab is het niet mogelijk om twee stimuli tegelijkertijd te kunnen zien.

22
Q

wat is het idee achter de premotorische aandachtstheorie?

A

Dat aandacht enkel het voorbereiden op beweging is.

23
Q

Wat is het verschil tussen FIT & premotorische aandacht en de biased competition theory?

A

Fit en motorisch richten zich enkel op ruimtelijke aandacht en biased een breder verklaringsmodel voor aandacht is.

24
Q

Wanneer heeft iemand het syndroom van Balint?

A

Als er schade aan de linker en rechter parietale kwabben is.

25
Q

Welke symptomen hebben mensen met het syndroom van Balint?

A

Simultanagnosie; optische ataxie en optische apraxie

26
Q

Wat is simultanagnosie?

A

Het kunnen opmerken van 1 object tegelijk.

27
Q

Wat is optische ataxie?

A

Moeite om zicht en beweging met handen goed te matchen.

28
Q

Wat is optische apraxie?

A

Het lukt niet om de juiste oogbewegingen te maken

29
Q

Hoe testen we mensen op neglect?

A

Oor de lijnbisectie taak of de wegstreeptaak.

30
Q

Welke delen lijken veel invloed op neglect te hebben als ze zijn beschadigd?

A

De rechter angular gyrus van de onderste parietaalkwab
De rechter achterste parietale cortex