Thema 6: Polariteit en oplosbaarheid Flashcards
Intermoleculaire krachten
krachten tussen moleculen (tussen H²O en H²O)
Intramoleculaire krachten
krachten in de molecule (tussen H en O )
Dispersiekrachten
- zwakke krachten
- tijdelijk
-
hoe groter de massavan de molecule hoe groter
de dispersiekrachten - hoog kook- en smeltpunt <=> grote dsipersiekrachten
Dipoolkrachten
- tussen polaire stoffen (dipolen)
- hoe hoger de ΔEN hoe hoger de dipoolkrachten
- partieel positive- en partieel negative kant van een molecule
- altijd aanwezig
waterstofbrugkrachten
- H-atoom gebonden aan F, O of N
- komen voor in amoniak, waterstoffluoride en water
- véél groter smelt- en kookpunt dan bij stoffen met zelfde massa
Ion- dipoolkrachten
- ionverbinding in water –> vrije ionen
- vrije ionen trekken water moleculen aan:
positief ion door negative kant van water-atoom(O-kant),
negatief ion door positieve kant van water-atoom (H-kant) - vormt gehydrateerde ionen
dissociatie
- ionen komen vrij uit hun rooster
- hydratatie van ionen
dissociatievergelijking (van een zout)
zout –H²O–> pos. ion (aq) + neg. ion(aq)
oplosbaarheid zouten
- lossen (meestal) wel op in polaire stoffen (v.b: water)
- lossenniet op in apolaire stoffen
oplosbaarheid molecuulverbindingen
- polaire stof in polair oplosmiddel niet in apolair oplossmiddel
- apolaire stof in apolair oplosmiddel niet in polair oplossmiddel
een niet-elektroyt
samengestelde stoffen waarbij die bij het oplossen geen ionen vormen en dus de elektrische stroom niet geleiden
een elektrolyt
samengestelde stoffen waarbij die bij het oplossen ionen vormen en dus de elektrische stroom wel geleiden
zwak elektrlyt
verbinding die gedeeltelijk splitst in ionen, de ionisatie is partieel
<=>
sterk elektrolyt
verbinding die voledig splitst in ionen, de ionisatie is compleet
–>