thema 3: verdere studie van een chemische stof Flashcards

1
Q

H₂O₂

A

zuurstofwater of waterstofperoxide
-> wordt gebruikt om je tanden mooi wit te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CO

A

koolstofmonoxide
-> Als koolstof verbrand wordt, ontstaat er koolstofdioxide, tenminste als er voldoende zuurstof beschikbaar is voor deze reactie. Als dat niet zo is, ontstaat er CO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mengsel

A

meerdere stoffen, meerdere componenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zuivere stof

A

1 stof, 1 component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

element

A

synoniem voor atoomsoort:
Het is de verzamelnaam voor alle atomen die dezelfde chemische eigenschappen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

atoom

A

is het kleinste deeltje van een element dat nog steeds alle eigenschappen van het element heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

H₂O₂ -> de 2

A

index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ca(OH) index 2

A

de index wijst naar het geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

6 CO -> de 6

A

coëfficiënt of het voorgetal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 C₆H₁₂O₆

A

aantal deeltjes: 3
aantal atomen van elk element:
C: 18
H: 36
O: 18

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Element: waterstof (H)

A

wit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

element: koolstof (C)

A

zwart (grijs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

element: zuurstof (O)

A

rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

element: jood (I)

A

paars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

element: zwavel (S)

A

geel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

element: stikstof (N)

A

donkerblauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

element: chloor (Cl)

A

groen

18
Q

element: broom (Br)

A

roodbruin

19
Q

element: fosfor (P)

A

oranje

20
Q

element: fluor (F)

A

lichtblauw

21
Q

aan beide polen wordt gas gevormd, maar hoe zit het met de hoeveelheid gas

A

dubbel zoveel gas aan de negatieve pool dan aan de positieve pool

22
Q

wat neem je waar ter hoogte van de positieve pool

A

houdspaander begint een beetje te branden

23
Q

wat neem je waar aan de negatieve pool

A

je hoort een knal en de binnenkant van de proefbuis is aangedampt

24
Q

verwerking positieve pool

A

Het gas dat gevormd wordt, is zuurstofgas. Zuurstofgas bevordert de verbranding en kan op die manier geïdentificeerd worden. Een smeulende houtspaander begint terug te branden als je er zuurstofgas aan toevoegd.

25
Q

verwerking negatieve pool

A

Het gas dat gevormd wordt, is waterstofgas. In combinatie met zuurstofgas en een brandende lucifer geeft dat een luide knal. Vandaar dat waterstofgas ook wel knalgas genoemd wordt. Er wordt water gevormd.

26
Q

samengestelde stoffen

A

stoffen die nog verder ontleed kunnen worden

27
Q

ontleding of analyse

A

een reactie waarbij een samengestelde stof wordt omgezet in meer eenvoudige stoffen.

28
Q

elektrolyse

A

gebruik van elektrische energie om stoffen te splitsen.

29
Q

synthese

A

chemische reactie waarbij stoffen zich met elkaar verbinden tot een samengestelde stof

30
Q

1

A

mono

31
Q

2

A

di

32
Q

3

A

tri

33
Q

4

A

tetra

34
Q

5

A

penta

35
Q

6

A

hexa

36
Q

7

A

hepta

37
Q

8

A

octa

38
Q

9

A

nona

39
Q

10

A

deca

40
Q

waarvoor hebben we toestel van hoffman gebruikt?

A

analyse van water

41
Q

edelgassen zijn

A

monoatomair

42
Q

de meeste niet metalen zijn

A

diatomair