thema 2: zuivere stoffen en mengsels Flashcards

1
Q

hoe wordt de verzameling van alle stoffen in de natuur genoemd?

A

materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

twee soorten eigenschappen

A

voorwerpeigenschappen
stofeigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stofeigenschappen (10)

A
  • glans, verdelingsgraad, aggregatietoestand, kleur, oplosbaarheid, magnetisme, brandbaarheid, deeltjesgrootte, smelttemperatuur en kooktemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bloem

A

aggregatietoestand: vast (bij kamertemperatuur)
deeltjesgrootte: zeer fijn
oplosbaarheid: niet oplosbaar in water
kleur: wit, beige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

olijfolie

A

kleur: geel, groen
aggregatietoestand: vloeibaar bij kamertemperatuur
oplosbaarheid: niet oplosbaar in water, drijft op water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

suiker

A

deeltjesgrootte: korrels duidelijk zichtbaar
kleur: wit
aggregatietoestand: vast bij kamertemperatuur
smelttemperatuur: gaat van vast naar vloeibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

water

A

kleur: transparant
aggregatietoestand: vloeibaar bij kamertemperatuur
kooktemperatuur: 100 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

goud

A

kleur: geel
aggregatietoestand: vast bij kamertemperatuur
glans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

koper

A

kleur: rood, bruin
aggregatietoestand: vast bij kamertemperatuur
glans
magnetisme: niet magnetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

massadichtheid

A

heeft de verhouding weer tussen de massa van een stof en het volume dat die stof inneemt bij een bepaalde temperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

voorbeeld massadichtheid

A

als je olijfolie en water in een proefbuis samenbrengt dan mengen de stoffen zich niet, omdat er een verschil is in massadichtheid. De stof met de kleinste massadichtheid drijft boven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

volume symbool

A

V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

volume SI-eenheid

A

kubieke meter m tot de 3de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

massa symbool

A

m

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

massa SI-eenheid

A

kilogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

massadichtheid eenheid

A

p=m/v

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

massadichtheid SI-eenheid

A

kg/m3de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vast engels

A

solid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vloeistof engels

20
Q

gas engels

21
Q

kookpunt

A

de temperatuur waarbij de stof overgaat van vloeibaar naar gas

22
Q

smeltpunt

A

de temperatuur waarbij de stof overgaat van vast naar vloeibaar

23
Q

geleidbaarheid (2)

A

thermische en elektrische

24
Q

thermische geleidbaarheid

A

geeft aan hoe vlot warmte wordt doorgegeven doorheen de stof

25
elektrische geleidbaarheid
geeft aan hoe gemakkelijk geladen deeltjes door de stof kunnen bewegen
26
definitie mengsel
is een verzameling van verschillende stoffen
27
hoe noem je de stoffen die een mengsel bevatten
bestanddelen of componenten
28
heterogeen
meerdere componenten
29
homogeen
we kunnen de componenten niet kan onderscheiden
30
homogeen mengsel van 2 vaste metalen
legering
31
6 heterogene mengsels
rook suspensie emulsie nevel schuim grof mengsel
32
voorwerpseigenschappen=
eigenschappen die afhangen van het voorwerp (en dus veranderlijk zijn)
33
stofeigenschappen=
eigenschappen die typisch (eigen) zijn aan een welbepaalde stof
34
rook=
een heterogeen mengsel dat ontstaat bij verbranding. Rook bestaat uit vaste deeltjes, verdeeld in een oplosmiddel in een gasfase
35
nevel=
is de specifieke naam voor een heterogeen mengsel van vloeistofdeeltjes in een gasfase. Net als bij rook is de gasfase het oplosmiddel
36
schuim=
is de naam voor een heterogeen mengsel van gasdeeltjes in een vloeistoffase. De vloeistoffase is het oplosmiddel
37
suspensie=
vaste deeltjes zijn te onderscheiden in een vloeistof
38
emulsie=
combinatie van 2 te onderscheiden vloeistoffen
39
grof mengsel=
een combinatie van 2 te onderscheiden vaste stoffen
40
sorteren=
door te sorteren kun je stoffen met gelijkaardige eigenschappen onderverdelen
41
zeven en filtreren=
een eenvoudige techniek om een heterogeen mengsel te scheiden -> verschil in deeltjesgrootte
42
filters bij mondmasker
voorfliter -> koolstoffilter -> HEPA-filter
43
decanteren/afschenken en centrifugeren=
scheidingstechniek om een heterogeen mengsel (vast-vloeibaar of vloeibaar-vloeibaar) te scheiden. -> verschil in massadichtheid
44
kristalliseren is niet gelijk aan indampen
kristalliseren is met zon en winden indampen is met bunsenbrander
45
indampen=
scheidingstechniek om een homogeen mengsel (vast-vloeistof of vloeistof-vloeistof) te scheiden. Door het opwarmen van het mengsel en verschil in kookpunt, verdampt de vloeistof (met het laagste kookpunt) en blijven enkel de vaste deeltjes of de vloeistof met het hogere kookpunt over
46
destilleren=
een scheidingstechniek die gebruikt wordt om homogene mengsels van vloeistoffen of vloeistof en vaste stof, van elkaar te scheiden.