Thema 3: p1-30 Flashcards

1
Q

Akkerbouw

A

Kweken van gewassen (bv. Aardappelen, graansoorten, katoen, koolzaad,…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Veeteelt

A

Het ‘kweken’ (fokken) van dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Arbeidsintensief

A

Wanneer er in verhouding met andere productiemiddelen veel arbeid nodig is. Veel mensen in dienst om een product te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

arbeidsextensief

A

Wanneer er in verhouding met andere productiemiddelen weinig arbeid nodig is. Weinig mensen in dienst om een product te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kapitaalsintensief

A

Met input van veel kapitaal. Ze werken met relatief veel machines en relatief weinig arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kapitaalsextensief

A

Met input van weinig kapitaal. Ze werken met relatief weinig machines en relatief veel arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Commercieel

A

Gericht op verkoop en opbrengst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Traditioneel

A

Met eenvoudige werktuigen en technieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zelfvoorzienend

A

Gericht op het voeden van het eigen gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Modern

A

Met moderne werktuigen en technieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de 6 landbouwproducten

A
  • runderen
  • katoen
  • tarwe
  • cacao
  • rijst
  • koffie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

belgië en vs vs senegal

A

belgie. heeft veel dierlijk voedsel en veel variatie en voeding is een klein deel van hun gezinsbudget

in senegal is het vooral plantaardig voedsel met weinig variatie en voeding is ook een groot deel van hun gezinsbudget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

aan wat moet goede voedselvoorziening voldoen

A
  • voldoende voedsel

- gevarieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

in welke wereldblokken is er ondervoeding

A
  • moesson Azië
  • sub-saharisch
  • latijns amerika
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom vzijn graangewassen een basisvoedsel

A

ze zijn rijk aan energie, het is ook goedkoop en toegangkelijk voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat hebben planten nodig om te groeien

A
  • vruchtbare grond
  • warmte boven 10°
  • neerslag N groter dan twee maal jaartemperatuur
17
Q

fysische omstandigheden

A
  • klimaat
  • bodem
  • rëlief
18
Q

menselijke omstandigheden

A
  • bevolkingsdichtheid
  • inkomen
  • scholingsgraad
  • tewerkstelling in de landbouw
  • nabijheid afzetmarkt
19
Q

wat is nomadische veeteelt

A

is veeteelt waar men rondtrekt van plaats naar plaats omdat er te weinig vegetatie is voor de dieren om op één plaats te blijven

20
Q

Brandcultuur en asbemesting

A

Afbranden van vegetatie waarbij de assen dienen als meststoffen. gebeurt van maart tot mei

21
Q

Hakbouw

A

Omploegen van de bodem met een hak dit gebeurt in mei

22
Q

Teeltafwisseling en braakland

A

Verschillende gewassen telen op de akkers en bodem laten rusten

23
Q

hoe is de reliëf; temperatuur en neerslag in senegal

A

het heeft een warme klimaat met een natte zomer, de temperatuur is wel geschikt maar de neerslag niet omdat het alleen tijdens de regenseizoen gunstig is de rest van het jaar niet, de reliëf is geschikt omdat het een vlakte is wat ideaal is voor landbouw

24
Q

Tewerkstelling in de landbouw

A

hoog heeft invloed op welvaart van het land

25
Q

`Bevolkingsdichtheid

A

LAAG heeft invloed op de grootte van de akkers

26
Q

Alfabetiseringsgraad

A

LAAG heeft invloed op de mensen die nieuwe technieken moeten toepassen

27
Q

gemiddeld inkomen

A

laag heeft invloed op geen geld om te investeren of iets anders dan landbouw doen

28
Q

afzetmarkt

A

nabij heeftv invloed op transkorten en winst