thema 2 Flashcards

1
Q

wat is duurzaamheid

A

Duurzaamheid wil zeggen dat de invloed van activiteiten van de mens geen blijvende schade aanricht aan het milieu, de mensen en de welvaart voor de toelomstige generaties hun behoeftes te kunnen voorzien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de 5 p’s

A

people = gelijkheid voor alle mensen (armoede stoppen)

planet = zorg dragen voor de milleu voor toekomstige generaties

prosperity = eerlijke economie

peace = vreedzame en veilige samenleving

partnership = globale samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

6 lepels van rikolto

A
  • we gaan op zoek naar het voedsel van de toekomst
  • we leren met scholen en bedrijven wat dat goed eten is
  • we helpen jonge boeren een toekomst op te bouwen in de landbouw
  • we begleiden boeren naar een duurzame productie
  • we gaan aan tafel met supermarkten en vragen om een eerlijk aanbod
  • we moedigen consumenten aan om de juiste keuzes te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

duurzame toerisme

A

duurzaam toerisme is niets anders dan reizen en rekening houden met milleu,mensen, natuur en cultureel, zodat reizen in de toekomst ook nog mogelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

natuurlijke aantrekkingsfactor

A

een natuurlijke factor die bepaalt waarom toeristen naar een bepaalde plaats of gebied willen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

culturele aantrekkingsfactor

A

een culturele factor die bepaalt waarom toeristen naar een bepaalde plaats of gebied willen gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke werelddeel ontvangt de meeste toeristen wereldwijd

A

Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke werelddeel ontvangt de minste toeristen wereldwijd

A

Oceanië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welk landen ontvangt de meeste inkomsten uit toerisme

A
  • amerika
  • spanje
  • frankrijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welk land geeft het meeste geld uit als toerist

A
  • duitsland
  • amerika
  • china
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitgaven bestemd voor westerse landen

A
  • vliegtuigreis
  • ingevoerd westers voedsel
  • westerse touroperator en reisbureau
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uitgaven bestemd voor ontwikkelingslanden

A
  • lokale handel en diensten

- luchtahaventax en visa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voor het inkomen van het land

A
  • positief = lokale markten gaan zorgen voor inkomsten van het land
  • negatief = wegvloeien van inkomsten naar westerse landen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voor de mensen van het land

A

positief = werkgelegenheid en jobs

negatief = de traditionele cultuur verdwijnt door overbevolking en er is een prijsstijging voor de lokale bewoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

voor het milleu van het land

A
  • positief = stranden worden opgeruimd en inkomsten uit nationale parken worden gebruikt om de natuur te beschermen
  • negatief = vervuiling van het land en oceaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

NGO

A

niet uit regering geld maar uit donaties van mensen

17
Q

eerste stadium

A

geen toerisme = geen publiciteit, weinig tot geen bezoekers, bedoeld voor avonturiers

18
Q

tweede stadium

A

pioniersstadium = beperkte publiciteit, weinig bezoekers, en voor avonturiers en elite

19
Q

derde stadium

A

in ontwikkeling = veel publiciteit, goede verbindingsmogelijkheden, meerdere toeristische centra

20
Q

vierde stadium

A

geëvolueerd = zeer veel publiciteit, zeer goed infrastructuur, mogelijkheden buiten toeristisch seizoen

21
Q

vijfde stadium

A

verzadigd = zeer veel publiciteit, maximale transport, massatoerisme, protest tegen overbelasting toerisme