thema 3 Flashcards
Waar wordt het hartminuutvolume door bepaald?
Slagvolume, dat wordt bepaald door:
Contractiliteit van het hart
Preload
Afterload
Hartfrequentie
Waar wordt de perifere weerstand door bepaald?
Functionele factoren (snel veranderend)
Structurele factoren (blijvend, zoals bij atherosclerose)
Welke organen hebben invloed op de bloeddruk?
Het hart (slagvolume en hartfrequentie)
De circulatie (perifere weerstand)
De nieren (bloedvolume via water- en zoutretentie, RAAS en sympathicus-activiteit)
Via welke mechanismen wordt de bloeddruk gereguleerd?
Door regelkringen (feedback loops)
Wat is de rol van baroreceptoren in de bloeddrukregulatie?
Baroreceptoren in de arteria carotis en aortaboog registreren bloeddrukveranderingen en sturen signalen naar het centrale zenuwstelsel (medulla oblongata), wat de sympathicusactiviteit beïnvloedt
Wat gebeurt er als baroreceptoren een lage bloeddruk waarnemen?
Verhoogde sympathicusactiviteit
Hogere hartfrequentie en contractiliteit
Vasoconstrictie
Wat gebeurt er als baroreceptoren een hoge bloeddruk waarnemen?
Verminderde sympathicusactiviteit (vasodilatatie en daling van hartfrequentie en contractiliteit).
Hoe beïnvloedt de sympathicus de hartfrequentie en het slagvolume?
De sympathicus verhoogt de hartfrequentie en het slagvolume door invloed op de veneuze vaattonus en de contractiliteit van het myocard.
Wat is de rol van de parasympathicus in de regulatie van de bloeddruk?
De parasympathicus werkt als rem op het sympathische systeem en verlaagt zo de hartfrequentie en slagvolume.
Via welke mechanismen beïnvloedt het sympathisch zenuwstelsel het cardiovasculaire systeem?
Via verhoging van de veneuze vaattonus en toename van de contractiliteit van het myocard.
Waar wordt het bloedvolume gedetecteerd in het lichaam?
In de vaten
In het centraal zenuwstelsel
In de lever
Waar bevinden zich de hoge druk receptoren?
In de aortaboog
In de sinus caroticus
In het juxtaglomerulaire apparaat
Waar bevinden zich de lage druk receptoren?
Antwoord:
In de atria van het hart
In de vaten van de longen
Waar bevinden zich de lage druk receptoren?
Antwoord:
In de atria van het hart
In de vaten van de longen
Wat is de rol van ADH bij een laag bloedvolume?
Bij daling van het bloedvolume wordt ADH-secretie gestimuleerd, wat leidt tot verhoogde water- en zoutreabsorptie in de nier
Hoe beïnvloedt de sympathicusactiviteit het bloedvolume?
De sympathicus stimuleert het RAAS, wat leidt tot angiotensine II- en aldosteronsecretie, waardoor renale natriumreabsorptie toeneemt en perifere weerstand stijgt.
Wat is het effect van renale vasoconstrictie bij een laag bloedvolume?
De GFR daalt, waardoor minder vocht wordt uitgescheiden.
Wat doet atrial natriuretic peptide (ANP) bij bloedvolumeregulatie?
ANP remt natriumreabsorptie door atriale myocyten, waardoor minder natrium en vocht wordt vastgehouden.
Wat gebeurt er met de regulatiemechanismen bij een gestegen extracellulair volume (ECV)?
De regulatiemechanismen worden geremd, wat leidt tot afname van het ECV en zo wordt het ECV in stand gehouden.
Wat is het verschil in werking tussen de baroreflex en volumeregulatiemechanismen?
De baroreflex werkt op korte termijn, de andere volumeregulatiemechanismen werken op lange termijn.
wat gebeurt er bij een verlaagd ECV in het RAAS-systeem?
Er wordt renine afgegeven door het juxtaglomerulaire apparaat (JGA) van de nieren, wat leidt tot omzetting van angiotensinogeen (lever) naar angiotensine I en vervolgens via ACE naar angiotensine II.
Waar wordt angiotensine I omgezet in angiotensine II?
Antwoord:
In de longen door het enzym ACE.
Noem vijf functies van angiotensine II.
Stimuleert aldosteronsecretie uit de bijnierschors → verhoogde NaCl-reabsorptie
Veroorzaakt vasoconstrictie van renale en systemische vaten → bloeddrukverhoging
Verhoogt tubuloglomerulaire feedback → betere regulatie van filtratiesnelheid
Stimuleert Na-H uitwisseling → verhoogde natriumreabsorptie
Stimuleert dorst en AVP/ADH-afgifte → verhoogde waterreabsorptie
Wat is het effect van aldosteron op de nier?
Aldosteron promoot NaCl-reabsorptie in de verzamelbuisjes.
Hoe stimuleert angiotensine II dorst?
Angiotensine II werkt op de hypothalamus, wat leidt tot dorstgevoel en verhoogde AVP/ADH-afgifte.