thema 2 Flashcards

1
Q

Wat gebeurt er met de zygote na de bevruchting?

A

De zygote gaat zich delen via klievingsdelingen, waarbij het aantal cellen toeneemt maar het totale volume gelijk blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe heet de zygote na 3-4 dagen?

A

Morula (moerbei)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in de morula?

A

De cellen differentiëren en er ontstaat een holte gevuld met vocht: de blastocoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een blastocyst?

A

Een structuur met een met vocht gevulde holte (blastocoel) en twee celtypes: trofoblast en embryoblast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de trofoblast?

A

Buitenste cellaag van de blastocyst; vormt later de placenta en extraembryonale membranen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de embryoblast?

A

De binnenste celmassa van een blastocyst; hieruit ontstaat het embryo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer nestelt de blastocyst zich in in de uteruswand?

A

Rond de 6e dag na de bevruchting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke twee kiemlagen bestaat de embryoblast?

A

Epiblast

Hypoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ontstaat uit de hypoblast?

A

De primitieve dooierzak (bekleedt de blastocystholte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ontstaat tussen epiblast en trofoblast?

A

De amnionholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar ontstaat de primitieve groeve?

A

In de caudale middellijn van de epiblast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de functie van de primitieve groeve?

A

Startpunt van gastrulatie → cellen migreren naar binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke laag vervangen de invaginatiecellen als eerste?

A

De hypoblast → deze wordt vervangen door het definitieve endoderm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat ontstaat tussen het endoderm en de epiblast?

A

De mesodermlaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat blijft er over van de epiblast na gastrulatie?

A

Het ectoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke drie kiemlagen ontstaan door gastrulatie?

A

Ectoderm

Mesoderm

Endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat ontwikkelt zich uit het ectoderm?

A

Zenuwweefsel

Epitheel van de huid

Structuren verbonden aan de huid (nagels, haren, klieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat ontwikkelt zich uit het endoderm?

A

Epitheel van het spijsverteringskanaal

Lever

Longen

Blaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke structuren ontstaan uit het mesoderm?

A

Chorda dorsalis

Somieten (paraxiaal mesoderm)

Intermediair mesoderm

Laterale plaat mesoderm, dat zich splitst in:

  • Parietaal blad (somatisch)
  • Visceraal blad (splanchnisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat vormt de notochord?

A

De chorda dorsalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat ontstaat uit het intermediair mesoderm?

A

Het urogenitaal stelsel (nieren, ureters, blaas, urethra).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat ontstaat uit de urogenitale richel?

A

Laterale zijde → urinewegsysteem

Mediale zijde → genitaalstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke drie nierstructuren ontstaan tijdens de embryonale ontwikkeling?

A

Pronephros

Mesonephros

Metanephros

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waar ontstaat de pronephros?

A

Op cervicaal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
is de pronephros functioneel?
Nee, hij wordt niet functioneel en degeneert snel.
26
Wat is kenmerkend voor de mesonephros? .
Bevat functionele excretie-units (o.a. nierbuisjes en kapsel van Bowman).
27
Welke structuur voert urine af in de mesonephros?
De ductus mesonephricus (afvoerkanaal), eindigend in de embryonale cloaca.
28
Wat is de metanephros? A
De definitieve nier, ontstaat in de 5e week op sacraal niveau.
29
Wat ontstaat uit de ductus mesonephricus?
De ureterknop.
30
Wat is de functie van de ureterknop?
Induceert via interactie met het cap mesenchym de groei van nierstructuren, o.a. uretervertakkingen en nierblaasjes.
31
Uit welk embryonaal deel ontstaat het excretiegedeelte van de nier?
Uit het metanephrogeen blasteem.
32
welke structuren behoren tot het excretiesysteem van de nier?
Kapsel van Bowman Proximale tubulus Lis van Henle Distale tubulus
33
Uit welk embryonaal deel ontstaat het verzamelgedeelte van de nier?
Uit de ureterknop (ontstaan uit de ductus mesonephricus).
34
Welke structuren vormen het verzamelgedeelte van de nier?
Verzamelbuisjes Calyx major en minor Pelvis renalis (nierbekken) Ureter
35
Wat is het effect van de interactie tussen de ureterknop en de metanephros?
De ureterknop stimuleert zijn eigen vertakking én de ontwikkeling van de metanephros Hierdoor ontstaan functionele excretie-units
36
Wat ontstaat door vertakkingen van de ureterknop?
Ureter Pelvis renalis (nierbekken) Calyx major en minor (nierkelk) Verzamelbuisjes
37
Wat is de oorspronkelijke uitgang voor zowel darm als urinewegen?
Wat is de oorspronkelijke uitgang voor zowel darm als urinewegen? A: De cloaca.
38
In welke structuren wordt de cloaca verdeeld door het septum urorectale?
Canalis anorectalis → faeces Sinus urogenitalis → urine
39
Wat blijft de verbinding tussen blaas en navelstreng in vroege ontwikkeling?
De allantoïs.
40
Waar monden de ductus mesonephricus en ureter uiteindelijk uit?
In de achterwand van de blaas.
41
Wat vormt het trigone vesicae (blaasdriehoek)?
De uiteinden van de ductus mesonephrici die in de blaaswand opgenomen worden.
42
Waaruit ontstaat de urethra?
Uit het onderste deel van de sinus urogenitalis.
43
Wat is de allantoïs in de vroege ontwikkeling?
Een verbinding tussen de blaas en de navelstreng.
44
Wat gebeurt er normaal met de allantoïs?
Die degereert tot het ligamentum umbilicale medianum (urachus), een fibreuze streng.
45
Wat is een persisterende urachus?
Een niet goed gesloten urachus → de blaas blijft in open verbinding met de navel → urine lekt uit de navel.
46
Wat is een urachuscyste?
Een met vocht gevulde holte die overblijft als de urachus deels sluit.
47
Wat kan er misgaan bij de vorming van het septum urorectale?
Het rectum kan verkeerd verbonden worden met de urethra en/of vagina.
48
noem mogelijke afwijkende uitgangen:
Blaas en rectum delen dezelfde uitgang (mannelijk) Dubbele urethra-uitgangen (mannelijk) Blaas/ureters én rectum via één uitgang (vrouwelijk) Uterus én rectum via één uitgang (vrouwelijk)
49
Waar worden de metanephros oorspronkelijk aangelegd?
: Sacraal.
50
Waar liggen de nieren uiteindelijk na opstijging?
Lumbaal, boven de bijnieren.
51
Wat gebeurt er met nierslagaders tijdens opstijging?
Er worden steeds nieuwe nierarteriën aangelegd vanuit de aorta; de oude gaan in regressie.
52
Wat zijn accessoire nierarteriën?
Extra (blijvende) arteriën uit eerdere fasen van de opstijging.
53
Wat is een ectopische nier?
Een nier die hoger of lager ligt dan normaal.
54
Wat is een bekkennier?
Een nier die onvoldoende opstijgt en in het bekken blijft liggen.
55
Wat is een thoracale nier?
Een nier die te hoog is gestegen en zich in de borstholte bevindt.
56
Wat is een hoefijzernier?
Een samengegroeide onderpool van beide nieren, vaak vast aan de a. mesenterica inferior, wat opstijging belemmert.
57
Uit welke drie structuren ontstaan de gonaden (testes of ovaria)?
Oerkiemcellen (primordiale geslachtscellen) Lichaamsepitheel (coeloomepitheel) Onderliggend mesenchym
58
Wat vormen deze samen in de embryonale wand? de drie structuren van de gonaden
De geslachtsplooi of genitale richel rond Th10.
59
Welke celtypes ontstaan uit het coeloomepitheel rond de oerkiemcellen?
Steuncellen (zoals Sertolicellen of follikelcellen)
60
Wat ontstaat lateraal van de mesonephros?
Ductus mesonephricus (Wolff-buis) Ductus paramesonephricus (Müller-buis)
61
Wat is bijzonder aan de ductus paramesonephricus?
Hij ontstaat als instulping van het visceraal peritoneum en blijft verbonden met het coeloom.
62
Welk gen activeert mannelijke ontwikkeling?
Welk gen activeert mannelijke ontwikkeling? A: Het SRY-gen op het Y-chromosoom.
63
Wat doet het SRY-eiwit?
Activeert differentiatie van steuncellen tot Sertolicellen → die organiseren testisvorming.
64
Wat produceren Sertolicellen?
AMH (Anti-Müller Hormoon) → afbraak ductus paramesonephricus Dhh (Desert Hedgehog) → stimuleert differentiatie tot Leydigcellen
65
wat doen Leydigcellen?
Produceren testosteron
66
Wat induceert testosteron in de Wolff-buis?
Wat induceert testosteron in de Wolff-buis? A: Differentiatie tot: Vas deferens Epididymis (bijbal) Ductuli efferentes Vesicula seminalis (zaadblaasje)
67
Wat doet DHT tijdens de embryonale ontwikkeling?
Stimuleert ontwikkeling van: Uitwendige geslachtsorganen Prostaat Bulbo-urethrale klieren
68
Welke rol speelt AMH (Anti-Müller Hormoon)?
: Zorgt voor regressie van de ductus paramesonephricus (Müller-buis).
69
Wat doet Dhh onder invloed van Sertolicellen?
Stimuleert mesenchymale cellen om te differentiëren tot Leydigcellen → produceren testosteron.
70
Wanneer ontstaan tubuli seminiferi (zaadbuisjes)?
Pas in de puberteit, o.i.v. testosteron.
71
waar liggen de testes aanvankelijk?
Retroperitoneaal, ter hoogte van Th10.
72
hoe dalen de testes af naar het scrotum?
Door groei van het lichaam Door verkorting van het gubernaculum (bindweefselstreng)
73
Wat gebeurt er bij afwezigheid van SRY?
dus bij vrouwen Geen SRY-eiwit → steuncellen ontwikkelen zich tot follikelcellen Geen Sertolicellen, dus geen AMH of Dhh Geen Leydigcellen, dus geen testosteron
74
Wat is het gevolg voor de ductus paramesonephricus (Müller-buis)? bij afwezigheid van sry
Deze blijft bestaan en ontwikkelt zich verder.
75
Wat ontstaat uit de gefuseerde caudale delen van de buizen van Müller?
De uterus en het bovenste deel van de vagina
76
Wat ontstaat uit de niet-gefuseerde craniale delen van de Müller-buizen?
De tubae uterinae (eileiders), die in contact blijven met de peritoneale holte.
77
Wat gebeurt er met de ductus mesonephricus?
Wat gebeurt er met de ductus mesonephricus? A: Deze gaat in regressie.
78
Waaruit ontstaat het onderste deel van de vagina?
Zwellingen in de sinus urogenitalis Bulbi sinovaginales → vormen de vaginale plaat
79
hoe maakt het onderste deel van de vagina verbinding met het bovenste deel?
Door kanalisatie van de vaginale plaat.
80
Waaruit ontwikkelt zich de vagina grotendeels?
Uit het distale deel van de gefuseerde ductus paramesonephricus.
81
Wat is de rol van de bulbus sinovaginalis?
Wat is de rol van de bulbus sinovaginalis? A: Gaat niet volledig in regressie → vormt het hymen (maagdenvlies).
82
Wat gebeurt er met het septum tussen de gefuseerde Müller-buizen?
Verdwijnt tijdens de resorptiefase, waardoor één lumen ontstaat.
83
Welke ligamenten begeleiden de afdaling van de ovaria?
Ligamentum teres uteri Ligamentum ovarii proprium
84
Wat zijn mogelijke uterusafwijkingen door fout in aanleg, fusie of resorptie?
Dubbele uterus (uterus didelphys) met/of dubbele vagina Uterus bicornis: septum is niet volledig geresorbeerd Hymen imperforatus: hymen is niet open → menstruatiebloed kan niet weg
85
wat blijft er over na regressie van de sinus urogenitalis?
at blijft er over na regressie van de sinus urogenitalis? A: Een dun laagje = het hymen.
86
Wat gebeurt er bij het MRKH-syndroom?
De ductus paramesonephricus (Müller-buis) ontwikkelt zich niet → geen uterus en bovenste deel van de vagina
87
Welke organen zijn bij MRKH wél aanwezig?
Ovaria Secundaire geslachtskenmerken (bv. borstontwikkeling)
88
Waaruit ontstaan de ovaria bij MRKH?
Waaruit ontstaan de ovaria bij MRKH? A: Uit het intermediaire mesoderm, mediaal van de ductus mesonephricus.
89
Waar liggen de cloacale en oropharyngeale membranen?
p plekken waar ectoderm en endoderm direct contact maken; ze openen later.
90
Wat is het tuberculum genitale?
Structuur die ontstaat door fusie van de cloacale zwellingen rond week 5.
91
wat ontstaat bij vrouwen uit de urethrale plooien?
Labia minora
92
Wat ontstaat uit de labioscrotale zwellingen bij vrouwen?
Labia majora
93
Wat wordt het tuberculum genitale bij vrouwen?
De clitoris
94
Wat gebeurt er met de labioscrotale zwellingen bij mannen?
Ze fuseren → vormen het scrotum
95
Wat vormt zich uit de urethrale plooien en sinus urogenitalis bij mannen?
De schacht van de penis en de urethra
96
Wat vormt het tuberculum genitale bij mannen?
Wat vormt het tuberculum genitale bij mannen? A: Glans penis
97
Welk hormoon beïnvloedt deze fusieprocessen? bij mannen die plooien en zwellingen
5-dihydrotestosteron (DHT)
98
Hoe groeit het tuberculum genitale bij mannen?
Het groeit rond de urethra heen → kanalisatie.
99
In welke richting verloopt de kanalisatie van de urethra?
Van centraal (basis penis) naar perifeer (richting glans penis).
100
Welke structuren fuseren tijdens deze ontwikkeling?
De urethrale plooien fuseren tot een buis (urethra).
101
Wat is een hypospadie?
Een afwijking waarbij de urethra opent aan de onderzijde van de penis (ventraal), door fusiestoornissen.
102
Wat is de oorzaak van een hypospadie?
Niet volledige sluiting van urethrale plooien Fout in kanalisatie
103
Welke vormen van hypospadie zijn er (van mild naar ernstig)?
Glans penis Schacht Perineum (perineale hypospadie)
104
Wat is epispadie?
Een afwijking waarbij de urethra aan de bovenkant (dorsaal) niet is gesloten, vaak in combinatie met blaasextrofie.
105
Wat is een mogelijke oorzaak van epispadie?
Vroege ruptuur van de cloacale membraan.
106
Wat gebeurt er bij compleet AIS (CAIS)?
Testosteron en DHT werken niet → geen ontwikkeling van vas deferens, epididymis, ductuli efferentes of vesicula seminalis. Ductus mesonephricus degereert. Externe genitalia ontwikkelen zich vrouwelijk. Testes zijn aanwezig, maar vaak intra-abdominaa
107
Wat gebeurt er bij partieel AIS (PAIS)?
Structuren zijn deels ontwikkeld. Genitale variaties mogelijk (van typisch mannelijk tot ambigu). Testes kunnen zich bevinden in het lieskanaal of labia majora.
108
Waaruit ontstaat de neurohypofyse (achterkwab)?
Uit een uitstulping van het diencephalon → afkomstig van ectoderm (neuraal weefsel)
109
Welke structuur ontstaat uit de ductus mesonephricus bij zowel man als vrouw?
Trigonum vesicae (blaasdriehoek)
110
Welke structuren ontwikkelen zich bij de man nog verder uit de ductus mesonephricus?
Bijbal Ductuli efferentes Vesicula seminalis Vas deferen
111
Waaruit ontstaat de ductus paramesonephricus?
Uit coeloomepitheel
112
Waaruit ontwikkelen zich de labia majora?
Uit de labioscrotale zwellingen
113
Waaruit ontstaat de adenohypofyse (voorkwab)?
Uit het ectodermaal weefsel van het dak van de primitieve mondholte = zakje van Rathke
114
Wat is het verschil in functie tussen de twee delen van de hypofyse?
Neurohypofyse: opslag en afgifte van ADH en oxytocine Adenohypofyse: productie van hormonen o.i.v. hypothalamussignalen
115
Waaruit ontstaat de lobus anterior (adenohypofyse)?
Uit het oppervlakte-/oraal ectoderm
116
Waaruit ontstaat de lobus posterior (neurohypofyse)?
Uit het neurogeen ectoderm (uitstulping van het diencephalon)
117
Uit welke twee delen bestaan de bijnieren?
Bijniermerg (medulla glandulae suprarenalis) Bijniercortex (cortex glandulae suprarenalis)
118
wat is de oorsprong en functie van het bijniermerg?
Ontstaat uit neurale lijstcellen Produceert adrenaline en noradrenaline bij stimulatie door het sympathisch zenuwstelsel
119
Wat is de oorsprong en functie van de bijnierschors?
Ontstaat uit mesoderm Produceert steroïdhormonen, zoals: Cortisol Aldosteron Androgenen
120
Waaruit ontstaat het bijniermerg?
Uit neurale lijstcellen
121
Wat stimuleert de productie van steroïdhormonen in de cortex?
De hypothalamus, via hormonale regulatie
122
Wat zijn neurale lijstcellen?
Cellen aan de rand van de neurale plaat die migreren en zich differentiëren tot diverse structuren (zoals ganglia en bijniermerg)
123
Waarom wordt het bijniermerg als ganglion beschouwd?
Omdat de eerste synaps van het sympathisch zenuwstelsel plaatsvindt in het bijniermerg, vergelijkbaar met een ganglion.
124
waaruit ontstaat de bijnierschors (cortex)?
Uit het intermediaire mesoderm van de lichaamswand
125
Welke structuur stuurt de bijnierschors aan?
De adenohypofyse (voorkwab van de hypofyse)
126
Wat is de HHG-as?
De hormonale as tussen hypothalamus, hypofyse en gonaden die voortplanting reguleert via endocriene signalen.
127
Welk hormoon geeft de hypothalamus pulsatiel af vanaf de puberteit? bij vrouwen
GnRH (Gonadotropin Releasing Hormone)
128
Wat produceert de hypofysevoorkwab in reactie op GnRH?
FSH (Follikel Stimulerend Hormoon) LH (Luteïniserend Hormoon)
129
Waar worden oestrogenen geproduceerd?
In rijpe follikels en in mindere mate door het corpus luteum
130
Waar wordt testosteron geproduceerd?
in de testikels door de Leydigcellen
131
Wat is het effect van geslachtshormonen op de HHG-as?
Negatieve terugkoppeling op de hypothalamus en hypofyse → remt GnRH, FSH en LH
132
Wat doen inhibines bij zowel man als vrouw?
Remmen de afgifte van FSH en LH in de hypofyse
133
Wat is de bron van alle geslachtshormonen?
Cholesterol
134
Wat wordt uit pregnenolon gevormd?
Geslachtshormonen zoals testosteron en estradiol
135
Wat is het dominante hormoon bij vrouwen en bij mannen?
Vrouwen: Estradiol Mannen: Testosteron
136
Welke organen leveren een belangrijke bijdrage aan steroïdbiosynthese naast de gonaden?
Welke organen leveren een belangrijke bijdrage aan steroïdbiosynthese naast de gonaden? A: Bijnieren
137
Hoe wordt vrouwelijke vruchtbaarheid gekenmerkt?
Door een beperkte vruchtbare periode van puberteit tot menopauze.
138
Wat bepaalt de maandelijkse cyclus bij vrouwen?
De ovulatie, die afhankelijk is van het aantal beschikbare follikels
139
Hoe lang blijft de man vruchtbaar?
In principe levenslang
140
Wat produceert de man vanaf de puberteit continu?
Sperma via spermatogenese
141
Kan spermakwaliteit variëren?
Ja, bijvoorbeeld door seizoensinvloeden, maar productie blijft aanwezig.
142
Wat reguleert grotendeels de HHG-as bij de vrouw na de puberteit?
Het ovarium
143
Wat gebeurt er bij een tekort aan eicellen?
De menopauze treedt in
144
Hoe verandert de secretie van LH/FSH door het leven?
Fetus/infancy: hoge LH/FSH Childhood: lage, stabiele secretie Puberty: pulsatiele GnRH → stijging LH/FSH Reproductive years: maandelijkse pieken (ovulatie) Menopause: continu hoge FSH/LH (geen negatieve feedback)
145
Wat is een primordiaal follikel?
Een rustende follikel met een oöcyt die in de embryonale fase is aangelegd
146
Wat gebeurt er met primaire follikels?
Ze worden geactiveerd en kunnen doorgroeien tot ovulatie tijdens de vruchtbare levensfase
147
Wat gebeurt er met een follikel dat FSH-gevoelig wordt?
Het vormt een antrum (vochtblaasje) Innerlijke laag = granulosacellen, buitenste laag = thecacellen
148
Wat gebeurt er bij een LH-piek?
Ovulatie (eicel komt vrij) Folliculaire rest → corpus luteum (geel lichaam
149
Wat triggert het begin van de puberteit hormonaal?
: Verminderde gevoeligheid van hypothalamus/hypofyse voor negatieve feedback van estradiol → verhoogde GnRH → verhoogde LH/FSH
150
Welke veranderingen veroorzaken dit proces? van het begin van de puberteit
Leptinetoename (door vet geproduceert) Activatie van kisspeptin-neuronen → stimulatie van GnRH-afgifte
151
Wat is kisspeptin en wat doet het?
Een peptide dat GnRH-neuronen activeert → verhoogt LH/FSH-afgifte → start puberteit
152
Wat stimuleert kisspeptin?
Leptine, als gevolg van stijgend vetpercentage
153
Wat zijn de drie markeerpunten van puberteit bij meisjes?
Thelarche – borstgroei Pubarche – schaamhaar Menarche – eerste menstruatie
154
Welke fasen worden onderscheiden in de ovariumcyclus?
Folliculaire fase: FSH stimuleert follikelgroei; granulosacellen produceren oestradiol Ovulatie: LH-piek → eicel komt vrij Luteale fase: corpus luteum produceert progesteron en oestradiol
155
Wat is de functie van het corpus luteum?
Het bereidt het endometrium voor op innesteling
156
Welk hormoon stimuleert de vroege follikelgroei?
FSH (Follikelstimulerend hormoon)
157
Wat gebeurt er met FSH naarmate de cyclus vordert?
De hoeveelheid daalt, maar de dominante follikel blijft doorgroeien en produceert estradiol
158
Wat veroorzaakt de LH-piek rond dag 14?
Hoge concentraties estradiol leiden tot positieve feedback op de hypofyse → LH-piek
159
Wat wordt door de LH-piek in gang gezet?
Ovulatie (de eicel komt vrij), oestrogeen ook hoog hier
160
Wat zijn de drie fasen van de menstruatiecyclus?
Folliculaire fase (dag 1–14) Ovulatoire fase (rond dag 14) Luteale fase (dag 14–28)
161
Wat gebeurt er in de luteale fase?
Het corpus luteum vormt zich → produceert progesteron → bereidt endometrium voor op innesteling
162
Wat gebeurt er met het corpus luteum als er geen bevruchting plaatsvindt?
Het verandert in het corpus albicans en steroïdhormonen dalen → menstruatie begint
163
Hoe verandert het endometrium doorheen de cyclus?
Groeit in de folliculaire fase (o.i.v. estradiol) Wordt voorbereid op innesteling in de luteale fase (o.i.v. progesteron. progesteron door LH gestimuleerd) Wordt afgestoten bij uitblijven zwangerschap (menstruatie)
164
Wat gebeurt er met de oestradiolconcentratie rond de ovulatie?
Daalt, omdat oestradiol afkomstig is uit de follikel die openbreekt
165
Wat doet het corpus luteum na ovulatie?
Produceert progesteron → remt LH/FSH → bereidt baarmoederslijmvlies voor
166
Wat gebeurt er als er geen zwangerschap optreedt?
Corpus luteum degeneert → progesteron en oestradiol dalen → menstruatie
167
welk hormoon speelt een rol bij menstruatiekrampen?
Prostaglandine → stimuleert samentrekken van de baarmoeder
168
Wat doet oestradiol aan het begin van de cyclus met het endometrium?
Stimuleert de proliferatieve fase → opbouw van het baarmoederslijmvlies
169
Wat doet progesteron met het endometrium na ovulatie?
Stimuleert de secretiefase → optimale voorbereiding op innesteling
170
Wat gebeurt er als er geen innesteling plaatsvindt?
Oestradiol en progesteron dalen Baarmoederslijmvlies wordt afgestoten → menstruatie LH en FSH stijgen licht → nieuwe cyclus begint
171
Wat is de eerste fase van follikelgroei?
Tonische groeifase (klasse 1) – follikels zijn hormonaal onafhankelijk
172
Wat gebeurt er na rekrutering van follikels?
Ze worden FSH-afhankelijk → starten FSH-gereguleerde groeifase (klasse 3–5)
173
Wanneer worden follikels LH-gevoelig?
In de latere fase van de FSH-afhankelijke groei, richting Graafse follikel (dominante follikel)
174
Wat doen granulosacellen?
Maken oestradiol Vormen binnenlaag rond oöcyt Produceren antrumvocht
175
Wat zijn thecacellen en waar liggen ze?
buiten de granulosalaag; produceren androstenedion, voorloper van oestradiol
176
Welke hormonen stimuleren follikelrijping?
FSH → initieert groei LH → voor ovulatie en late dominantie
177
Wat bepaalt de dominante follikel?
De follikel met meeste FSH-receptoren en gevoeligheid
178
Welk hormoon heeft een kortere halfwaardetijd: LH of FSH?
LH
179
Welk hormoon heeft een constanter concentratieverloop? lh of fsh
: FSH
180
waarop wordt de GnRH-afgifte in het bloed vaak indirect gebaseerd?
Op de concentratie van LH
181
Hoe verandert de GnRH-pulsactiviteit tijdens de folliculaire fase?
Pulsfrequentie is laag aan het begin Frequentie en amplitude nemen toe richting ovulatie
182
Wat veroorzaakt de LH-piek?
Verhoogde amplitude en frequentie van GnRH-pulsen
183
Wat gebeurt er met de GnRH-pulsen tijdens de luteale fase?
Langere pulsintervallen Rustpatroon, voldoende om corpus luteum te onderhouden
184
Wat gebeurt er als geen zwangerschap optreedt?
Pulsactiviteit neemt verder af → degeneratie corpus luteum
185
Welke twee celtypes bevinden zich in een follikel en op welk hormoon reageren ze?
Thecacellen → reageren op LH Granulosacellen → reageren op FSH
186
Wat doen thecacellen?
Ze zetten cholesterol om in androstenedion en testosteron, o.i.v. LH
187
Wat doen granulosacellen?
Ze zetten androstenedion om in oestradiol via aromatase, o.i.v. FSH
188
Wat gebeurt er aan het begin van de cyclus met FSH?
Het stijgt geleidelijk → stimuleert follikelrekrutering
189
wat gebeurt er bij stijgende oestradiolspiegels?
Negatieve feedback op FSH → daling FSH-waarden
190
wat is het effect van dalend FSH op de follikels?
Alleen de follikel met de meeste FSH-receptoren (de dominante) blijft groeien → de rest ondergaat atresie
191
Wat produceert de dominante follikel behalve oestradiol?
Inhibine, AMH → verdere remming van FSH
192
Waardoor wordt de LH-piek veroorzaakt?
Door een verschuiving van negatieve naar positieve feedback van oestradiol op de hypothalamus/hypofyse
193
Wat zijn de gevolgen van de LH-piek?
Ruptuur van de follikel → ovulatie Herstart meiose van de eicel Aanzet tot vorming van het corpus luteum
194
Wat doen pre-optische kisspeptinneuronen?
Integreren hormonale en circadiane signalen om LH-piek op te wekken
195
Wat is de rol van arcuate kisspeptinneuronen?
Pulsatiele GnRH-afgifte → regulatie LH en FSH
196
Wat gebeurt er bij de ovulatie?
De eicel wordt langzaam uit de follikel verweekt en losgelaten → opgenomen door de ampulla van de tuba uterina
197
Hoe lang is een vrijgekomen oöcyt bevruchtbaar?
Ongeveer 24 uur
198
Hoe lang kunnen spermatozoa in het vrouwelijk lichaam overleven?
Tot zes dagen
199
wat is de corona radiata?
Granulosacellen rond de eicel die ‘opgegeten’ worden door sperma bij bevruchting
200
Wat produceert het corpus luteum?
Progesteron en oestradiol
201
Wat houdt het corpus luteum in stand bij bevruchting?
HCG (humaan choriongonadotrofine) uit de trofoblast
202
Wat gebeurt er als HCG niet geproduceerd wordt?
Corpus luteum degeneert → luteolyse
203
Wat gebeurt er rond week 7 à 9 van zwangerschap?
Luteoplacentaire shift → placenta neemt progesteronproductie over
204
Wat is AMH en wat zegt het?
Anti-Müller hormoon, geproduceerd door kleine follikels → marker van ovariële reserve AMH zorgt dat er maar 1 eicel beschikbaar komt en niet 50
205
Wat gebeurt er rond het 50e levensjaar?
Ovariële uitputting → verminderde cyclische activiteit → menopauze
206
Wat is de postmenopauze?
Periode na de menopauze met lage spiegels estradiol, progesteron en inhibine, maar hoge FSH en LH
207
Wat veroorzaakt de LH/FSH-stijging na de menopauze?
Wegvallen van negatieve feedback door oestradiol/inhibine
208
Wat is een kenmerk van het perimenopauzaal stadium?
Cycli worden onregelmatiger en langer, ovulaties zeldzamer
209
wat kan een plotselinge bloeding na de menopauze betekenen?
Mogelijke maligniteit of poliep
210
Wat zijn enkele effecten van oestrogenen en andere geslachtshormonen op het lichaam?
Botten: botdichtheid ↑ Spieren: spiermassa ↑ Huid: elasticiteit en vetverdeling Hart & bloedvaten: cardiovasculaire bescherming Thermoregulatie: stabieler in vruchtbare fase Zenuwstelsel: cognitieve functies, stemming
211
Wat gebeurt er bij lage oestrogeenspiegels postmenopauzaal?
Botverlies Verhoogd risico op hart- en vaatziekten Stemmingswisselingen Opvliegers & veranderde thermoregulatie
212
Wat zijn de belangrijkste doelen van: progesteron, oestrogeen en testosteron
Progesteron: endometrium, borsten, brein Oestrogenen: borsten, endometrium, lever, hart- en bloedvaten, botten, brein Testosteron (laag bij vrouwen): libido, botten
213
Wat is anovulatie?
Het uitblijven van een eisprong (geen ovulatie)
214
Wat kan de oorzaak zijn van anovulatie?
Slechte werking van de GnRH-pulsgenerator
215
Wat is een behandeling voor anovulatie?
FSH-injecties → stimuleren follikelgroei → mogelijk gevolgd door IVF
216
Welke twee hormonen bevat de anticonceptiepil vaak?
Ethinylestradiol (oestrogeen) Levonorgestrel (progestageen
217
Wat doet ethinylestradiol?
Remt FSH-secretie → voorkomt follikelrijping
218
Wat doet levonorgestrel (progestageen)?
Remt LH-secretie → voorkomt ovulatie Zorgt dat endometrium niet goed voorbereid is voor innesteling
219
Waarom is oestradiolspiegel in bloed bij pilgebruik erg laag?
Door negatieve terugkoppeling door kunstmatige hormonen → endogene oestradiolproductie daalt
220
Wat doet LH tijdens de LH-piek?
Stimuleert oöcytrijping (herstart meiose) Zorgt voor folliculair ruptuur → ovulatie Stimuleert vorming & behoud corpus luteum
221
Wat doet LH in de luteale fase?
Stimuleert productie van progesteron in het corpus luteum
222
Wat doet LH bij thecacellen?
Stimuleert productie van androstenedion en testosteron
223
Wat is de rol van FSH bij granulosacellen?
Stimuleert groei & ontwikkeling van granulosacellen Stimuleert productie van oestradiol (via aromatase) Stimuleert inhibine-producti
224
Wat is het effect van oestradiol op de HHG-as?
Negatieve feedback op GnRH, FSH en LH Bij hoge concentraties → positieve feedback → LH-piek
225
Wat zijn andere effecten van oestradiol? naast negatieve feedback op hormonen en positief op lh
Proliferatie van endometrium Slijmproductie in cervix Libido, botdichtheid, vrouwelijke lichaamsverdeling LDL/HDL-verhouding verbetert (hart- en vaatgezondheid)
226
Waar wordt progesteron geproduceerd?
In het corpus luteum
227
Wat zijn de functies van progesteron?
Negatieve feedback op GnRH Verdikking slijmprop in cervix Onderhoud van het secretorisch endometrium Vermindert baarmoedercontracties
228
Wat doet de hypothalamus-hypofyse-testis-as bij de man?
Hypofyse produceert LH → stimuleert Leydigcellen → testosteronproductie Testosteron geeft negatieve feedback op hypothalamus en hypofyse
229
Waar vindt spermatogenese plaats?
In de tubuli seminiferi van de testes
230
Wat gebeurt er in de epididymis?
Rijping van zaadcellen
231
Wat doen Leydigcellen?
Produceren testosteron o.i.v. LH
232
Wat doen Sertolicellen?
Produceren stoffen o.i.v. FSH Ondersteunen spermatogenese Maken inhibine, AMH, ABP
233
wat veroorzaakt de puberteit hormonologisch? bij jongens
Pulsatiele GnRH → toename LH en FSH
234
Wat is de rol van androgenen in spermarche (eerste zaadlozing)?
Vanuit bijnieren → rijping van penis en prostaat Vanuit testes → secundaire geslachtskenmerken (stem, beharing)
235
Welke hormonen zijn nodig voor spermatogenese?
LH, FSH én testosteron
236
Wat is belangrijker voor behoud van spermatogenese: FSH of testosteron?
Testosteron is essentieel voor onderhoud
237
Welk hormoon heeft een stabielere concentratie: LH of FSH? bij mannen
FSH (meer gecontroleerd)
238
Op welk hormoon reageren Leydigcellen voornamelijk?
LH (Luteïniserend hormoon)
239
op welk hormoon reageren Sertolicellen voornamelijk?
FSH (Follikelstimulerend hormoon)
240
Wat produceren Leydigcellen onder invloed van LH?
Testosteron
241
Wat gebeurt er met testosteron na productie in Leydigcellen?
Diffusie naar de bloedbaan Transport naar Sertolicellen
242
Wat gebeurt er met testosteron in de Sertolicellen onder invloed van FSH?
Omzetting naar oestradiol
243
Welk hormoon is cruciaal voor het activeren van spermatogenese?
FSH
244
Welke twee hormonen zijn essentieel voor spermatogenese?
FSH → stimuleert Sertolicellen Testosteron → nodig voor onderhoud
245
Wat doet ABP in de tubuli seminiferi?
Bindt testosteron om de lokale concentratie hoog te houden → nodig voor rijping van spermacellen
246
Welke cel maakt ABP?
Sertolicellen
247
Wat is de rol van LH in de testes?
Stimuleert Leydigcellen tot productie van testosteron en androstenedion (uit cholesterol)
248
Wat doet FSH met Sertolicellen?
Stimuleert oestradiolproductie Stimuleert productie van inhibine, activine, AMH, ABP Verhoogt testosteronconcentratie lokaal Stimuleert spermatogenese
249
wat zijn de functies van testosteron? bij mannen
Negatieve feedback op hypothalamus/hypofyse Onderhoud spermatogenese Omzetting in oestradiol in Sertolicellen Effecten op lichaam: libido, spiermassa, botten, secundaire geslachtskenmerken (stem, beharing, testisindaling)
250
Waaruit wordt DHT gemaakt en met welk enzym?
Gemaakt uit testosteron via 5α-reductase
251
Wat is de functie van DHT?
Sterk androgeen Stimuleert uitgroei penis, prostaatontwikkeling, scrotumvorming Belangrijk voor mannelijk beharingpatroon
252
Wat is het effect van een overschot aan mannelijke geslachtshormonen (zoals anabole steroïden)?
Negatieve feedback op LH/FSH-productie → afname endogene testosteron Verminderde spermatogenese Mogelijke testisatrofie
253
Waarom is een mannelijke anticonceptiepil met alleen testosteron niet ideaal?
Onderdrukt spermatogenese onvoldoende → verminderde vruchtbaarheid
254
Wat is Kallmannsyndroom?
Genetische aandoening met afwezigheid van GnRH-pulsgenerator Hypothalamus ontwikkelt zich abnormaal Reukcellen ontwikkelen ook niet → anosmie
255
Wat gebeurt er bij jongens met Kallmannsyndroom?
Puberteit treedt niet spontaan op Hypofyse blijft in rust → geen LH/FSH → geen activatie Leydigcellen
256
Hoe kan je spermatogenese op gang brengen bij Kallmannsyndroom?
HCG → Leydigcellen activeren Later FSH toevoegen → start spermatogenese (duurt ca. 2 maanden)
257
Hoe werkt een mannelijke hormonale anticonceptie? n
Met een GnRH-agonist die de pulsatie platlegt → LH en FSH dalen
258
wat is het gevolg van langdurig GnRH zonder pulsatie? dus mannelijke anticonceptiepil
Chemische castratie Verlies van spermatogenese Nadelen: effect op prostaat, libido, lipidenprofiel
259
Wat produceert de hypothalamus in de HHG-as?
GnRH (Gonadotrophin Releasing Hormone)
260
Wat doet LH bij de man?
Stimuleert Leydigcellen → testosteronproductie
261
Wat doet FSH bij de man?
Stimuleert Sertolicellen → productie van inhibine, ABP, ondersteuning spermatogenese
262
Wat doet inhibine?
zorgt voor negatieve feedback op de hypofyse (remt FSH-afgifte)
263
wat doet testosteron in de HHG-as?
Zorgt voor negatieve feedback op hypothalamus en hypofyse
264
Waar vindt de pulsatie van GnRH plaats?
In de hypothalamus, gereguleerd door kisspeptine neuronen
265
Waarom is een pulsatiel patroon van GnRH belangrijk?
Nodig voor normale afgifte van LH en FSH Voorkomt downregulatie van GnRH-receptoren
266
Wat gebeurt er bij continue afgifte van GnRH?
Receptoren worden ongevoelig (downregulatie) LH en FSH dalen → verminderde spermatogenese
267
Wat is de halfwaardetijd van GnRH?
(→ daarom essentieel dat het gepulst wordt afgegeven)
268
Wat is de rol van LH in de Leydigcellen?
Stimuleert omzetting van cholesterol naar androstenedion en testosteron
269
Wat zijn de vier belangrijkste effecten van FSH op Sertolicellen?
Stimuleert productie van groeifactoren → beïnvloeden Leydigcellen en spermatogenese Stimuleert productie van ABP (androgen-binding protein) → verhoogt testosteronconcentratie in tubuli seminiferi Activeert aromatase → omzetting testosteron in oestradiol Stimuleert productie van inhibine → remt hypofyse (negatieve feedback)
270
Wat doet testosteron in de HHG-as? bij mannen A
Zorgt voor negatieve feedback op hypothalamus en hypofyse
271
Waar wordt testosteron geproduceerd? )
In de Leydigcellen (o.i.v. LH)
272
Waar kan testosteron worden omgezet in oestradiol?
In de Sertolicellen (o.i.v. FSH + aromatase)
273
Wat zijn de effecten van testosteron in het lichaam? bij mannen
Spermatogenese Libido, spiermassa, botdichtheid Mannelijke beharing, daling stem, ontwikkeling geslachtsorganen
274
Wat produceert de hypothalamus in de HHG-as? bij vrouwen
GnRH
275
Wat stimuleert GnRH? bij vrouwen
Afgifte van LH en FSH door de adenohypofyse
276
wat doen thecacellen onder invloed van LH?
Produceren progestagenen en androstenedion
277
Wat gebeurt er met androstenedion? bij vrouwen
Migreert naar granulosacellen → wordt o.i.v. FSH omgezet in oestradiol
278
Wat produceren granulosacellen?
Oestradiol (via aromatase) Activines AMH Inhibines (Sommige kunnen ook progestagenen maken onder invloed van LH)
279
Welke stoffen zorgen voor negatieve feedback op hypothalamus en hypofyse? bij vrouwen
Oestradiol Testosteron Inhibine
280
wat doen activines? bij vrouwen
Stimuleren de FSH-afgifte (positieve werking)
281
Welke andere hormonen beïnvloeden voortplanting? bij vrouwen
Endorfines Noradrenaline Dopamine
282
Wat doet FSH bij de vrouw?
Stimuleert follikelrijping en oestradiolproductie in granulosacellen
283
Wat doet LH bij de vrouw?
Induceert ovulatie Stimuleert thecacellen tot productie van androstenedion Stimuleert omzetting van androstenedion naar oestradiol in granulosacellen Zorgt voor behoud van het corpus luteum
284
Waar wordt progesteron geproduceerd en wat is de functie?
Gemaakt in het corpus luteum Stimuleert secretie van baarmoederslijmvlies, remt afstoting Zorgt voor negatieve feedback op GnRH, LH en FSH
285
Wat zijn de effecten van oestradiol?
Negatieve feedback op GnRH/LH/FSH (laag niveau) Positieve feedback op LH-piek vlak voor ovulatie (hoog niveau) Stimuleert proliferatie van baarmoederslijmvlies Zorgt voor ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken
286
Wat gebeurt er met LH en FSH tijdens de ovulatie?
LH-piek (door positieve feedback van oestradiol), lichte FSH-stijging
287
Wat gebeurt er met progesteron na ovulatie?
Sterke stijging Zorgt voor secretiefase van het endometrium Gemaakt door het corpus luteum
288
Wat gebeurt er bij uitblijven van bevruchting?
Corpus luteum degenereert → progesteron daalt → menstruatie
289
wat is het corpus luteum?
Het is het gele lichaam, gevormd uit resten van de follikel na de ovulatie
290
Welke cellen vormen het corpus luteum?
Thecacellen → luteïniserende cellen (maken oestrogenen & progesteron) Granulosacellen → luteïniserende granulosacellen
291
wat produceert het corpus luteum?
Progesteron en oestradiol
292
Waardoor wordt het corpus luteum in stand gehouden?
Door LH
293
Wat gebeurt er als het corpus luteum in verval raakt?
Productie van progesteron en oestradiol daalt → negatieve feedback stopt → nieuwe FSH & LH stijging → nieuwe ovulatie
294
wat stimuleert de hypofyse o.i.v. GnRH? bij mannen
FSH en LH
295
Wat doet FSH in de Sertolicellen?
Stimuleert productie van: Inhibines Activines AMH ABP (androgen-binding protein) → stimuleert spermatogenese
296
Wat doet ABP?
Bindt testosteron → zorgt dat lokale testosteronconcentratie hoog blijft in de tubuli seminiferi
297
Wat doet LH in de Leydigcellen?
Stimuleert productie van testosteron en groeifactoren
298
Wat remt de aanmaak van testosteron in Leydigcellen?
Oestradiol
299
Wat is het effect van anabole steroïden op de testikels?
Negatieve feedback op de HHG-as → minder LH/FSH → verminderde spermatogenese → atrofie van testikels en verminderde vruchtbaarhei
300
Hoe wordt follikelrijping hormonaal gereguleerd?
GnRH stimuleert hypofyse → LH & FSH FSH stimuleert oöcyten tot rijping en productie van oestradiol Oestradiol → negatieve feedback op GnRH, LH en FSH
301
Wat is een dominante follikel?
Follikel met meeste FSH-receptoren → gevoeliger voor stimulatie → andere ondergaan atresie
302
Hoe ontstaat de LH-piek die ovulatie veroorzaakt?
Hoge oestradiolspiegels → positieve feedback → LH-piek
303
Wat is het gevolg van LH-piek? bij vrouwen
Ruptuur van de follikel Ovulatie Start progesteronproductie door luteïnisatie
304
Waarom is pulsatiele afgifte van GnRH belangrijk?
Voorkomt desensitisatie van receptoren; zorgt voor juiste afgifte van LH en FSH
305
Wat verandert er hormonaal bij de puberteit? A
Minder gevoeligheid voor negatieve feedback GnRH-afgifte neemt toe → stijging van LH & FSH → gonadosteroïden stijgen → ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken
306
wat is cryptorchisme en waarom is dit belangrijk?
Testis ligt buiten het scrotum → te warm → risico op verlaagde spermatogenese
307
Wat is Kallmann syndroom?
Een aandoening waarbij de GnRH-producerende zenuwcellen niet zijn aangelegd, wat leidt tot een congenitale GnRH-deficiëntie.
308
at zijn mogelijke behandelingen voor Kallmann syndroom?
Pulsatiele toediening van GnRH Directe toediening van FSH en LH Eventueel ook hCG
309
Wat zijn de hormonale gevolgen van Kallmann syndroom?
Lage LH en FSH Verlaagde geslachtshormonen (zoals testosteron en oestradiol) Geen spermatogenese of ovulatie Geen puberteitsontwikkeling
310
Wat is een kenmerkend bijkomend symptoom van Kallmann syndroom?
Anosmie – verlies van reukvermogen.
311
Waarom komt anosmie voor bij Kallmann syndroom?
Omdat de primordiale GnRH-cellen en olfactorische cellen dezelfde embryonale oorsprong hebben.
312
Wat is de genetische oorzaak van het syndroom van Turner?
Het ontbreken van één X-chromosoom (45,X), wat alleen voorkomt bij vrouwen.
313
Wat zijn de hormonale gevolgen van het syndroom van Turner?
Verhoogde gonadotrope hormonen (LH en FSH) Verlaagde geslachtshormonen (oestrogeen), door afwezige of slecht ontwikkelde gonaden Geen puberteitsontwikkeling door gebrek aan oestrogeen
314
Hoe is de puberteitsontwikkeling bij vrouwen met Turner?
Geen normale puberteit Geen rijping van follikels Geen menstruatie Wel normale vrouwelijke inwendige en uitwendige genitaliën (maar klein en onderontwikkeld)
315
Welke lichamelijke kenmerken zijn typisch voor Turner?
Korte lengte Brede, korte nek Opgezette handen en voeten Lymfoedeem Botafwijkingen
316
Met welke medische problemen kunnen vrouwen met Turner te maken krijgen?
Nierproblemen Hartproblemen Gehoorproblemen Schildklierafwijkingen Osteoporose Onvruchtbaarheid
317
Wat is het doel van hormonale anticonceptiva?
Wat is het doel van hormonale anticonceptiva? A: Zwangerschap voorkomen door een kunstmatige negatieve feedback op LH en FSH, waardoor ovulatie en endometriumopbouw geremd worden
318
Welke hormonen zitten er in combinatie-anticonceptiva?
Oestrogeen (zoals ethinylestradiol of mestranol) en progestageen (gemodificeerde steroïden).
319
at is het verschil tussen de pil en de minipil?
De pil (combinatiepil): bevat oestrogeen + progestageen Minipil: bevat alleen progestageen, geschikt voor vrouwen met contra-indicatie voor oestrogeen (bijv. na CVA of hypertensie)
320
Wat is het verschil tussen monofasische en multifasische anticonceptiepillen?
Monofasisch: elke pil bevat dezelfde dosis oestrogeen en progestageen Multifasisch: verschillende doseringen gedurende de cyclus om het natuurlijke hormonale verloop na te bootsen
321
Wat is het aangrijpingspunt van hormonale anticonceptie in de hormonale regulatie?
Anticonceptiva remmen de afgifte van GnRH, LH en FSH → minder follikelrijping, minder oestrogeen, geen LH-piek → geen ovulatie.
322
Wat doen progestagenen in anticonceptie nog meer behalve ovulatie voorkomen?
Verdikken het cervixslijm Maken endometrium minder geschikt voor innesteling Verminderen motiliteit in de tubae Remmen migratie van sperma
323
Wat is het climacterium?
De overgangsfase waarin de ovariële functie afneemt, leidend tot de menopauze.
324
Wat is de oorzaak van menopauze?
Afnemende hoeveelheid follikels → minder oestrogeen → verhoogde FSH- en LH-spiegels → geen follikelrijping meer → geen menstruatie.
325
Wat is de oorzaak van opvliegers tijdens de overgang?
Verlaagde oestrogeen → verstoring serotonine- en adrenalinebalans in thermoregulatiecentrum.
326
hoe beïnvloedt oestrogeen het hart- en vaatstelsel?
Verlaagt LDL, verhoogt HDL Stimuleert NO-productie → vasodilatatie Minder oestrogeen → meer vasoconstrictie, groter risico op hart- en vaatziekten
327
Wat is stress-amenorroe?
Het uitblijven van menstruatie (amenorroe) door stress, dat leidt tot afname van GnRH, LH en FSH, waardoor ovulatie uitblijft.