Thema 2: Therapeutische concepten Flashcards
Welke therapeutische benaderingen uit de psychotherapie hebben een sterke relatie met de oplossingsgerichte benadering van coaches?
De behavioristische en cognitieve benadering.
yOUlearn Thema 2
Wat is het basisconcept van oplossingsgerichte therapie?
Doe meer van wat werkt en doe minder van wat niet werkt.
yOUlearn Thema 2
Welke van de volgende uitspraken zijn juist?
I Behavioristen kijken naar gedachten en gevoelens net zoals ze gedrag benaderen.
II Behavioristen zijn niet geïnteresseerd in de structuren van mentale processen en vinden dat mentale processen niet relevant zijn voor ons gedrag.
Beide zijn juist!
yOUlearn Thema 2 (behavioristische concepten - introductie)
Wat wordt bedoeld met het Ockhams scheermes principe?
Je hoeft niet te zoeken naar meer complexe verklaringen voor bepaald gedrag als minder complexe verklaringen te geven zijn.
yOUlearn Thema 2
Zijn coaches zich er altijd bewust van dat een door hun ingezette techniek of methode op behavioristische concepten is gebaseerd.
Nee dat zijn ze niet.
yOUlearn Thema 2
Wanneer een coach op zoek gaat naar functionele verbanden tussen gedrag en factoren die het gedrag kunnen bekrachtigen, volgens welke stroming werkt deze dan?
Vanuit het behaviorisme
yOUlearn Thema 2
Is de volgende stelling juist? Leren door eigen fouten en successen is altijd efficiënter dan observerend leren.
Nee dit is niet juist.
yOUlearn Thema 2
Welke rol kunnen gedachten en emoties spelen vanuit het behavioristische perspectief in het ontstaan dan wel voortduren van ons gedrag?
Gedachten en emoties kunnen als intrinsieke bekrachtigers of antecedenten benaderd worden.
Wanneer iemand na het voltooien van een moeilijke taak een voldaan gevoel krijgt, kan dit bekrachtigend werken.
Als de coachee zich ontspannen voelt en zeker weet dat hij ook zonder straffen ervoor kan zorgen dat zijn kinderen minder lawaai maken als hij moet bellen, zal hij niet boos reageren.
yOUlearn Thema 2
Beredeneer of een negatieve straf (iets plezierigs wegnemen) een betere methode is dan een negatieve bekrachtiging om ongewenst gedrag af te leren.
Straf is niet hetzelfde als extinctie. Straf zal het gedrag onderdrukken maar zal het zelden elimineren.
Zowel positieve straf (toedienen van iets onplezierigs) als negatieve straf (iets plezierigs wegnemen) kunnen door de gestrafte geassocieerd worden met de persoon (of organisatie) die de straf oplegt in plaats van dit te koppelen aan het ongewenste gedrag.
Straf kan zelfs leiden tot meer ongewenst gedrag als straf als (enige) manier om aandacht te krijgen wordt ervaren.
Bij negatieve bekrachtiging wordt nieuw gedrag aangeleerd dat iets onplezierigs laat stoppen. Als iemand rookt en daardoor genegeerd of veracht wordt, kan hij of zij minder gaan roken (al dan niet in de aanwezigheid van mensen die deze houding aannemen).
yOUlearn Thema 2
Een coachee heeft bedacht dat hij tijdens het strijken naar zijn lievelingsmuziek gaat luisteren. Beschrijf voor welke vorm van conditionering de cliënt heeft gekozen.
Klassieke conditionering
yOUlearn Thema 2
De coachee hoort zijn kinderen hard lachen en rondrennen in de woonkamer terwijl hij probeert te studeren. Hij loopt de woonkamer binnen en snauwt naar ze dat ze stil moeten zijn. De kinderen worden stil, maar na een tijdje beginnen ze weer rond te rennen en te lachen. De coachee gaat weer naar de woonkamer en reageert boos op de kinderen. De kinderen worden weer stil. Van welke vorm van conditionering was hier sprake bij kinderen? en bij de coachee?
De kinderen werden gestraft (een positieve straf)
yOUlearn Thema 2
e coachee hoort zijn kinderen hard lachen en rondrennen in de woonkamer terwijl hij probeert te studeren. Hij loopt de woonkamer binnen en snauwt naar ze dat ze stil moeten zijn. De kinderen worden stil, maar na een tijdje beginnen ze weer rond te rennen en te lachen. De coachee gaat weer naar de woonkamer en reageert boos op de kinderen. De kinderen worden weer stil. Van welke vorm van conditionering was hier sprake bij de coachee?
Negatief bekrachtiging omdat het lawaai stopte.
yOUlearn Thema 2
Een jongen – die bij zijn ouders vroeger nooit de tafel hoefde leeg te ruimen na het eten - ziet dat zijn nieuwe vriendin na het eten meteen haar bord opruimt. Zijn moeder reageert positief. De volgende keer zet de jongen zijn bord ook meteen in de vaatwasser en krijgt hierdoor een positieve reactie van zijn moeder.
Benoem van welke vorm van leren er sprake was.
De jongen imiteert zijn vriendin. Dit is observerend leren door imitatie van gedrag. Zijn moeder gebruikt positieve bekrachtiging.
yOUlearn Thema 2
Een jongen – die bij zijn ouders vroeger nooit de tafel hoefde leeg te ruimen na het eten - ziet dat zijn nieuwe vriendin na het eten meteen haar bord opruimt. Als de jongen en zijn vriendin alleen thuis zijn, staat zijn vriendin op na het eten en zet haar bord weg in de vaatwasser. De jongen staat ook meteen op en zet zijn bord weg.
Benoem van welke vorm van leren er sprake was.
Het gedrag van de vriendin dient als cue om het nieuw geleerde gedrag toe te passen.
yOUlearn Thema 2
Met welk doel kan een coach een oefening die draait om de coachees sterke kanten gebruiken?
Om het vertrouwen van de coachee te versterken dat de sterke kanten echt van hem of haar zijn.
De kans op positieve verwachtingen van de eigen effectiviteit zou groter kunnen worden.
yOUlearn Thema 2
In welke stroming wordt de psyche niet als een black box gezien, maar staat deze juist centraal in gedragsverandering?
Cognitieve psychologie
yOUlearn Thema 2
Op welke 3 gebieden kan een coach zich richten volgens Peltier (2010) binnen cognitief coachen?
- Algemene stijl van denken
- Specifieke gedachtepatronen
- Specifieke gedachten
yOUlearn Thema 2
Hoe verhoudt cognitieve psychologie zich tot cognitieve therapie?
De cognitieve psychologie is een tak binnen de psychologie waarin cognitieve processen worden onderzocht.
De cognitieve therapie maakt gebruik van de kennis van de cognitieve psychologie.
Niet alle processen die de cognitieve psychologie bestudeert, dienen als input voor therapie.
yOUlearn Thema 2
Wat is de koan van Kant?
- Ik zie een tijger
- Ik denk dat ik in gevaar ben.
- Ik ben bang
- Ik ren weg
Als iemand een tijger ziet, kan hij of zij bang worden. Maar om bang te worden moet de persoon bedenken dat hij of zij gevaar loopt. De relatie verloopt dus als volgt:
gedachte -> emotie -> gedrag
yOUlearn Thema 2
Volgens aanhangers van de cognitieve therapie spelen gedachten een mediërende rol in de relatie tussen emoties en gedrag. Geef aan hoe een dergelijke relatie er uit zou zien.
emotie veroorzaakt gedachte en gedachte veroorzaakt gedrag. Dit is schematisch:
emotie -> gedachte -> gedrag
yOUlearn Thema 2
Waarin verschilt de volgorde van gedrag, emotie en gedachte bij stromingen die gedachten een mediërende rol toebedelen en de koan van Kant?
Mediërende rol: emotie -> gedachte -> gedrag
Koan van Kant: gedachte -> emotie -> gedrag
yOUlearn Thema 2
Wat wordt in de cognitieve therapie aangenomen met betrekking tot irrationele en rationele gedachten?
In de cognitieve therapie wordt aangenomen dat door irrationele gedachten te vervangen door rationele gedachten emoties en gedrag veranderd kunnen worden.
Wat is arbitraire interferentie?
cognitieve vervorming gebaseerd op onvolledige informatie
Wat is overgeneralisatie?
Cognitieve vervorming gebaseerd op een of enkele mislukkingen
Wat is selectieve abstractie?
Cognitieve vervorming gebaseerd op slechts een van de vele elementen van een situatie. (Ook op een slecht cijfer voor een gezamenlijk rapport dat hij met een paar andere studenten heeft geschreven)
Wat is magnificatie?
Cognitieve vervorming gebaseerd op het uitvergroten van zijn mislukking.
Wat is minimalisatie?
Cognitieve vervorming gebaseerd op het verkleinen van positieve resultaten.
Wat moet een coach doen voor hij met een eigen diagnose komt over van welke cognitieve vervormingen er sprake is?
Het is belangrijk dat de coach niet meteen met een eigen ‘diagnose’ komt zonder verder aanvullende informatie te verzamelen. Hans moet uiteindelijk zelf aangeven wat er bij hem speelt als hij het rationale achter de cognitieve theorieën begrijpt.
Welke criteria geeft Peltier voor het de nieuwe gedachten, wanneer je een irrationele oude gedachten wil vervangen?
Criterium 1: een gedachte moet accuraat zijn.
Criterium 2: een gedachte moet redelijk en uitvoerbaar zijn.
Criterium 3: een gedachte moet aanvaardbaar zijn voor de cliënt.
Moet de coach meteen met een nieuwe gedachte komen als deze geconfronteerd wordt met een irrationele gedachte van zijn coachee?
Nee, het is belangrijk dat de coach niet meteen met een nieuwe gedachte komt maar eerst de coachee aanspoort te reflecteren over de vraag of zijn gedachte waar is. Pas als de cliënt concludeert dat zijn gedachte irrationeel is, kan hij deze laten vallen. Het is ook belangrijk dat de cliënt zelf een nieuwe gedachte introduceert.
Moet een nieuwe gedachte positief zijn bij cognitieve therapie?
Nee, de nieuwe gedachte kan zowel positief als neutraal zijn. Het gaat er in beginsel om dat een gedachte meer accuraat de werkelijkheid weergeeft dan de irrationele gedachte die vervangen wordt.
Waarin is de coach geïnteresseerd bij de behavioristische benadering, oorzaken, antecedenten of consequenties van gedrag?
In antecedenten en consequenties van gedrag.
Niet in oorzaken!
Kan een waarom vraag helpen om irrationele gedachten op te sporen in de cognitieve benadering?
Vaak niet. De cliënt kan de vraag anders interpreteren dan de coach bedoeld heeft.
Een waaromvraag kan de cliënt dwingen om zijn gedrag te rechtvaardigen. Zoals Peltier aangeeft, ‘most people prefer to be right rather than effective or happy’. Door een reden aan te geven voor eigen gedrag moet de cliënt deze later verdedigen om gelijk te krijgen.
Is het voldoende om tegenover 1 negatieve emotie 1 positieve emotie te stellen?
Volgens onderzoek in positieve psychologie kan één negatieve emotie niet meteen geëlimineerd worden door daartegenover één positieve emotie te stellen.
Probeer minimaal 3.