Thema 2 obesogene omgeving Flashcards

1
Q

Thema 2 zal vooral ingaan op de relatie tussen het individu en de fysieke, politieke en economische omgeving.

2.1 invloed op eet- en beweeggedrag

-Wat is overgewicht? Wat is obesitas?
-Bij hoeveel procent komt ernstig overgewicht voor in Nederland?
- Bij hoeveel procent komt obesitas in Amerika en Japan voor? In 1975 en 2016? En midden-Afrika?
-Wat zorgt voor de toename van mensen met obesitas?

-Wat is een obesogene omgeving?
-Bij de obesogene omgeving behoren vier type omgevingsfactoren. Welke zijn dit? De omgevingen zijn arbitrair. Wat wordt hiermee bedoeld?
-Waarom kent onderzoek naar obesogene omgeving veel beperkingen?

-Wat blijkt uit het onderzoek van Mayne? En wat is het doel van de interventie?

Voeding: niveaus van voedingsomgeving
Is er in nederland sprake van een obesogene omgeving?
- Wat wordt er met lokaal beleid bedoeld om een obesogene omgeving terug te dringen?
- Wat wordt er op landelijk beleid gedaan om een obesogene omgeving terug te dringen?

  • De voedingsomgeving kan in vier niveaus worden verdeeld. welke zijn dit?
A

Overgewicht: BMI >25
Obesitas: BMI>30
13,9% van de Nederlanders hebben ernstig overgewicht
Amerika: 11,9% naar 36% en Japan: van 1% naar 4%,ofwel verdrievoudigd. Midden-Afrika <10%
Disbalans tussen energie-inname (voeding) en energieverbruik (lichamelijk activiteit)

Obesogene omgeving: som van invloeden die de omgeving, kansen of leefomstandigheden hebben op het ontwikkelen van obesitas bij het individu of populatie
Omgevingsfactoren:
1. Fysiologisch: omgeving beïnvloed door chemische en biologische factoren.
2. Built: omgeving beïnvloed door fysiek ontwerp, landgebruik en transport
3. Voeding: omgeving beïnvloed door fysiek voeding thuis en buitenshuis
4. psychosociaal cultureel: omgeving beïnvloed door psyche, sociale interactie en normen
Zie voor voorbeelden de samenvatting van mijzelf.
Onderzoek obesogene omgeving:
- Validiteit laag
- Oorzaak-gevolg lastig te bewijzen
- Dynamische interactie in gedrag
- Aanbevolen: Implementatie beleidsregels, educatie en evidence based effectiviteit. + intersectorale samenwerkingen (betrokkenheid van individu maar ook gemeente zelf)

Onderzoek Mayne 2015: Focus op voedingsomgeving verbeteren/niet alleen informatie op verpakkingen bieden en betere infrastructuur, zoals fietspaden. + Doel: gezonde leefstijl betaalbaarder en toegankelijk maken.

Voeding:niveaus van voedingsomgeving.
Ja, in nederland is er sprake van een obesogene omgeving. er is een rijk voedselaanbod en gemak om ongezonde keuzes te maken. Echter, is er ook een ommekeer gaande. Er is een groei in veganistische en gezonde trends. Echter, is de veganistische trend niet per definitie gezond, omdat de snelheid van de groei de wetenschap voor blijft.

Voedingsniveaus:
1. Community: plaats waar voeding wordt gekocht
VB. aantal/type voedingsvoorzieningen (artikel no fry zone, Gemeente Wicklow. Geen mcdonalds binnen 400meter van een school.

  1. Consument: waar een persoon aan wordt blootgesteld, ofwel withing-store.
    VB. aanbod in de supermarkt
  2. Organisatie: gelimiteerde groepen
    VB. Op school/werk/huishouden.

4.Information: verstrekking van informatie
VB. Advertenties en voedingswaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 12 kenmerken van een gezonde stad?

A
  1. Waar kinderen kunnen buitenspelen
  2. Gemakkelijk per fiets verplaatsen.
  3. Goede luchtkwaliteit
  4. Gemakkelijk per voet verplaatsen.
  5. mensen zich veilig voelen
  6. Groen (om in te spelen)
  7. Veilige fietsroutes
  8. Verleidt tot bewegen
  9. veilige stad
  10. Gezondheid benadert vanuit verschillende sectoren. VB ruimtelijk, verkeerd, GGD
  11. Sport- en beweegvoorzieningen (voetbalclub)
  12. Kwetsbare mensen ondersteuning krijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fysieke activiteit: definitie en richtlijnen
-Wat is de mate van inactiviteit in percentages in Nederland en wereldwijd?
-Mate van activiteit: mannen>vrouwen en jongeren>ouderen. Juist of onjuist?

  • Wat is fysieke activiteit, exercise en sedentair gedrag?
  • Wat is het doel van de WHO in 2025?
  • Wat is de WHO-richtlijn voor matig-intesieve actviteit voor gezondheidsbehoud en gezondheidsopbouw? Hoeveel spierversterkende trainingen per week?

Onderzoek van Lake en Townshend: toont aan dat er een verband bestaat tussen de bebouwde omgeving, fysieke activiteit, obesitas en chronische ziekten. Juist of onjuist.

Determinanten van voedselinname: Review van De Ridder e.a.: Interventies gericht op gewoontegedrag en/of de fysieke omgeving blijken effectiever dan educatieve interventies. Juist of onjuist.

fysieke activiteit: ecologische benadering van Thornton.
-Waar focust de ecologische benadering zich op?
-Welke doelgroep focuste Thornton zich? En wat zijn de voorafgaande resultaten en waarom?
-Naar welke vier variabele zijn er gekeken?
-Het onderzoek heeft correlaties gevonden tussen individuele, psychosociale en omgevingsfactoren. Wat is de invloed?
1. Lopen voor boodschappen
2. Lopen voor vrije tijd
3. Lopen met accelerometer.

Omgevingsfactor: zelfdeterminatietheorie van loureiro et al.
- Wat beweert de self determination theory?
- Welke drie behoeften staan centraal?
- Welke zes andere factoren hebben ook invloed op de lichamelijke activiteit?
- Hoe wordt een optimale omgeving voor kinderen omschreven?

Omgevingsfactor: natuurlijke groene omgeving van Loureiro et al.
- Wat wordt er met het begrip ‘green exercise’ bedoeld?
- De term is erg in opkomst, maar evidentie is nog beperkt. Het blijkt met name een positief effect te hebben op/bij mentale gezondheid, fysiologische vlakken, aandacht en concentratie. Dit vooral bij de subgroepen: ademhalingsklachten, cardiovasculair en psychisch. Juist of onjuist. Daarnaast is urbanisatie een bedreiging. Juist of onjuist.

  • attention restoration theory?
  • Stress recovery theory?
  • Wat is het verschil tussen deze twee?

-Er worden verschillende implicaties voor kinderen, jongeren en volwassen op publieke en landelijk beleid aangeraden. Welke zijn dit?
-Wat zijn belemmeringen voor lichaamsbeweging in een natuurlijke omgeving. Connectie met natuur en veiligheid. Juist of onjuist.
-Er is een significant verband tussen fysieke inactiviteit en non-communicable diseases (NCD’s), ofwel niet overdraagbare ziektes. Juist of onjuist.

A

Fysieke activiteit: definitie en richtlijnen
-Nederland: 50% onvoldoende lichaamsbeweging
-Wereldwijd: 31% onvoldoende lichaamsbeweging

-Fysieke activiteit: iedere lichaamsbeweging dat resulteert in extra calorieverbruik. (exercise valt hier ook onder).
-Exercise: lichaamsbeweging als doel om fysiek fit te blijven of verbeteren. (geplande, gestructureerde en repeterende lichaamsbewegingen)
-Sedentair gedrag: <1.5MET maar niet het tegenovergestelde van lichaamsbeweging,

Doel WHO: fysieke inactiviteit met 10% in 2025 verminderen.
-Gezondheidsbehoud: minstens 150minuten per week
-Gezondheidsbevordering: minstens 300minuten per week.

fysieke activiteit: ecologische benadering van Thornton.
- Relatie tussen individu en fysieke en sociaal-culturele omgeving
-Ouderen en twee mogelijke verklaringen:
1. Gebruik van objectieve of subjectieve meetinstrumenten, geen combinatie.
2. Focus op beweeggedrag in algemeen, geen specifiek gedrag.
-Vier variabelen:
1. Beweeggedrag uitkomst: Accelerometer l zelfrapportage
2. individuele variabele: Demografisch l BMI l gezondheid l zelfbeoordeling mobiliteit
3. Psychosociale variabelen: zelfeffectiviteit lopen l barriéres fysieke activiteit l social support
4. Omgevingsvariabelen: built omgeving

Invloed: zie samenvatting pagina 7.

Omgevingsfactor: zelfdeterminatietheorie van loureiro et al.
- Beweert dat de psychologische behoeften en motivatie van het individu cruciaal zijn voor de uitkomst van lichamelijke activiteit.
- 3 behoeften:
1. Autonomie: zelf kunnen kiezen van gedrag, ofwel lichamelijke activiteit.
2. Competentie: vaardig en vertrouwd voelen bij het gedrag, sportactviteit.
3. Verbondenheid (relatedness): behoren tot een sociale groep/omgeving respecteert je.
- 6 factoren die invloed hebben op lichamelijke actviteit:
1. Demografisch: Hoger opgeleiden/SES
2. Biologisch: atletische aanleg
3. Psychologisch: intrinsieke motivatie
4. Gedragsmatig: sportparticipatie
5. Sociale omgeving: social support van peers of ouders
6. Fysieke omgeving: toegang tot faciliteiten, veilige buurt
-Optimale omgeving kinderen: een veilige buurt waar kinderen veel tijd buiten doorbrengen en ouders hen stimuleren naar buiten te gaan. er zijn betaalbare sportfaciliteiten in de buurt en school is op loop-/fietsafstand

Omgevingsfactor: natuurlijke groene omgeving van Loureiro et al.
- Green exercise: een fysieke activiteit in groene dat zowel fysiek als mentale voordelen biedt.

  • Attention restoration theory: cognitief herstellen.
  • Stress recovery theory: negatief –> positief. nadruk op evolutionaire achtergrond: groene omgeving is minder bedreigend dan urbanisatie met stadse prikkels.

-Kinderen: speeltuinen.
-Jongeren: sociale interactie
-Volwassenen: gezonde werk-/natuuromgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2.2 nature-nurture discussie

Sociale omgeving: invloed op genetische aanleg voor BMI. (Owen et al.))
Waar kijkt het onderzoek van Owen et al. naar?
-Wat zijn voorbeelden van een obesogene omgeving in achterstandswijken. geef voorbeeld voor de volgende:
1. Voedingsomgeving
2. Gebouwde omgeving
3. Sociale omgeving
4. Politieke + economische omgeving
- Wat is de conclusie van owen et al. hun onderzoek?

Dual-process view (Kremers et al.)
-Wat is de focus van het EnRG-model?
-Wat wordt er met dual-process bedoeld? leg hierbij direct en indirecte invloed uit.

-Wat is Energy balance-related behavior (EBRB’s)?
-Zie model pagina 10 en leg uit
-Wat houdt mediatie (cognitieve mediators) in? Leg daarnaast uit wat gemedieerde en ongemedieerde omgevingsfactoren zijn (zie pagina 10)
-Wat zijn persoonlijke moderatoren? Wat zijn gedragsmatige moderatoren?
-Er is nog veel kritiek op het model. Leg uit. Zie pagina 11.
-Wat is het meest wenselijke doel?
-Wat is de conclusie van het EnRG-model?

A

Onderzoek: BMI mogelijk genetische oorzaak en sociale omgeving van invloed is.

  1. Voedingsomgeving: makkelijk toegang tot ongezonde keuzes, zoals suikerreclames, in schoolkantines.
  2. Gebouwde omgeving: minder sportfaciliteiten, recreatie en groen
  3. Sociale omgeving: meer stressoren
  4. Politiek + economische omgeving: lage SES, armoede
    Conclusie:
    Obesogene omgeving: invloed omgevingsfactoren>invloed genetische aanleg
    Moderne omgeving: invloed omgevingsfactoren=invloed genetische aanleg
    Conclusie: Bepaalde sociale triggers zorgen voor dat genetische aanleg zich sterker uit. Echter, is er geen causale link te trekken. Dit ook door beperkingen in registratie (90% vrouw en alleen tweelingen ivm genetisch onderzoek) en registratie woonlocatie (woonlocatie onbekend l postcode brede verdeling).
    Daarnaast sluit dit aan bij het idee van Loos en Bouchard, die suggeren dat sommige individuen een licht genetische aanleg hebben om aan te komen, alleen manifesteert in een obesogene omgeving.

Dual-process view (Kremers et al.)
- Focus: relatie tussen omgeving en gedrag aanstippen. Er zijn meerdere theoretische model geïntegreerd, zoals het ANGELO-framework.
- Dual-process: informatieverwerking verloopt middels een continuüm. Er kan zowel directe als indirecte invloed zijn.
Directe invloed: automatisme: geen cognitieve moeite.
Indirecte invloed: bewust cognitieve processen: weloverwogen keuzes.
Kahneman (snel-intuïtief proces vs langzaam-beredeneerd model)
Strack en Deutsch (reflectieve vs impulsieve systemen).

EBRB’s: Gedrag in voeding en lichamelijk activiteit, ofwel de interactie in energie. Gedragingen die energiebalans positief of negatief kunnen beïnvloeden.

-Mediatie: een derde variabele verklaart de relatie tussen twee andere variabele.

-Doel: niet de validatie van EnRG in zijn huidige vorm, maar het ontwikkelen ervan om de rol van ‘obesogene’ omgevingfactoren te ontrafelen. Het EnRG focust op genereren van vragen over wanneer, hoe en voor wie omgevingsfactoren van invloed kunnen zijn. Ipv te focussen op welke factoren van belang zijn.

Conclusie:
-Kan richting geven aan onderzoek naar causale mechanisme
-Het raamwerk vereist de beoordeling van cognitieve mediatoren en potentiële moderators om de causaliteit van interventie-effecten te belichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly