Thema 2 Flashcards
aanvraagformulier (het), -formulieren
application form
adres (het), addressen
address
afhaalbewijs(het), afhaalbewijzen
package slip
afhalen
to pickup, to collect
allenstaand
single
alstublieft
please
alvast
already
begrip (begrijpen)
to understand
bij
with, at or near
binnen (binnen drie weken)
within
brengen (naar)
to bring to
burgerlijke staat (de)
marital status
burgerservicenummer (het)
BSN
burt (de), buurten
neighborhood
cursist (de) cursisten
student
cursusboek (het) cursusboeken
course book
dan
then/ than
doen
to do
dus
so
even
just, a moment
formulier (het), formulieren
form (papers to fill out)
ga (gaan)
to go
gebortedatum (de), geboortedatums
date of birth
gedaan (doen)
done (to do)
gehuwd
married
geldig
valid
gementee (de), gemeenten
municipality
getal (het) getallen
number
getrouwd
married
goedemiddag
good day
graag
with pleasure
haar
her
handtekening (de), handtekeningen
signature
hebben
to have
hebt (hebben)
you have
heer (de), heren
gentlemen
hier
here
hun
their
identiteitsbewijs (het), -bewijzen
ID Card
ingevuld
filled in, completed
inschrijven (zich)
to register
inschrijving (de), inschrijvingen
registration
invullen
to fill in; to complete
jouw
your (singular)
jullie
your (pulural)
kamer (de), kamers
room(s)
kan (kunnen)
can (to be able to)
kantine (de)
canteen
keer (de)
time
kijken
to look/ to watch
kopie (de) kopieen
copy
krijgt (krijgen)
to get, to receive
kunnen
can, to be able to
legitimatiebewijs (het)
ID card
ligt (liggen)
lies (to lie)
luisteren
to listen
maken
to make
makkelijk
easy
meer
more
meneer (de)
mister
mobiele
mobile
moeilijk
difficult
moet (moeten)
must (to have to)
momentje
short moment
Nederlander (de), Nederlanders
Dutchman/ The Dutch
nieuwe
new
nodig
necessary
nodig hebben
to need/ to be necessary
noteer (noteren)
to note down
noteren
to note down
oefenen
to practice/ to exercise
om
at
ons (kunt u ons helpen?)
us
ons
our
onze
our
orde (in orde)
order
pakt (pakken)
to get/ to fetch
persoonlijke
personal (personal #)
persoonsgegevens
personal data
receptie (de)
reception
rijbewijs (het)
drivers license/ form of ID
samenwonend
to live together
slecht
bad
spreken
to speak
terugkomen
to come back, to return
tijd (de), tijden
time
uur (het), uren
hour
uw
your (formal)
vanavond
tonight/ this evening
veel
much/many
versturen
to send/ to post
voor
for/ before/ in front of
wachten
to wait
wanneer
when
week (de) weken
week
weer
again
woonplaats (de), woonplaatsen
place of residence
zaterdagmiddag (de),- maddagen
Saturday Afternoon
zeg (zeggen)
to say
zetten
to put
zien
to see
zijn (zijn naam is peter)
his