thema 2 Flashcards
De psychosociale identiteitstheorie van Erikson wat onderzocht hij
relatie tussen persoonlijkheid en cultuur
verschillen theorie Erikson en freud 4
rol vh ego
belang van de sociale omgeving
betekenis van crisissen
ontwproces
constructieve rol van het ego
F&E
F–> defensief ich staat in dienst van het es
E–> constructief belangrijkste instantie binnen de persoonlijkheid
E = egopsycholoog wat zegt hij over het ego
door de vele conflicten die het ego mee maakt krijgt het ego meer kracht en kan hij toekomstige conflicten met vertrouwen tegemoet gaan
Ik, zelf en het ego wat betekent het
ik= bewust observerende, ik wil, ik zie
zelf= voorwerp van eigen ervaringen, hoe ik mezelf waarneem
ego=conflicten oplossen
sociale spanningen
hoe ik mezelf zien vs hoe anderen mij zien, continue groei van de psychosociale ID
psychische id
innerlijke eenheid, het gevoel van identiek te zijn aan jezelf
psychosoc. ID
voldoende harmonie tussen eigen persoon en de soc omgeving
belang van de sociale omgeving
F&E& sioux en Yoruk
F= intrapsychisch
-> psychoseksuele ontwikkeling
-> seksuele wensen en fantasieën niet konden aanvaarden.
E= interpsychisch
-> psychosociale ontwikkelingstheorie
S&Y= verschillende ontwerpen leidt tot uiteenlopende persoonlijkheidsstructuren
+ betekenissen aan crisissen F&E
F= analyse psychiatrische Patienten, zoekt naar crisis van de fatale ontsporing
E= jongen mensen, hele toekomst, geleidelijk eigen ID + belangrijke groeikansen
levenslang ontwproces F&E
F= kinderjaren
E= ook adolescentie, ego blijft in staat om harmonie te betekenen
Oraal-sensorisch stadium
vertrouwen vs wantrouwen
anaal-musculairstadium
anatomie vs schaamte
locomotorisch-genitaal stadium
initiatief vs schuldgevoel
latentiestadium
vlijt vs minderwaardigheid