thema 2 Flashcards

1
Q

wat zijn aflopende reacties?

A

reacties waarbij de terugreactie bijna niet optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat moet er gebeuren tot de reactie stopt?

A

er grijpen concentratie -en snelheidsveranderingen plaats tot minstens 1 van de reagentia uitgeput raakt en de reactiesnelheid nul wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zijn alle reacties omkeerbaar?

A

ja, ze worden aangeduid met een evenwichtspijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een dynamisch/beweeglijk evenwicht?

A

de reactie valt niet stil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerk dynamisch/beweeglijk evenwicht?

A

heen en terugreacties verlopen aan dezelfde snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer spreekt men van een dynamisch evenwicht?

A

als al de betrokken stoffen (reactieproducten en reagentia) een bepaalde evenwichtsconcentratie bereikt hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat voor een reactie is een evenwichtsreactie?

A

reactie die verloopt in een gesloten systeem, omkeerbaar is en onvolledig verloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

symbool omzettingsgraad

A

α

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

formule omzettingsgraad

A

α = Δn(x)/ Δn(max) -> aflopend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

symbool rendement

A

η

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is rendement?

A

de procentuele uitdrukking van de omzettingsgraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

formule η

A

η = α x 100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zie formule evenwichtsconstante

A

oke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer is er een grote K-waarde?

A

als K > 10³

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat voor een reactie is er bij een grote K-waarde?

A

nagenoeg een aflopende reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer is er een kleine K-waarde?

A

K < 10 -³

16
Q

wat voor een reactie is er bij een kleine K-waarde?

A

een niet-spontane reactie

17
Q

wat voor een reactie is er als de K-waarde tussen 10³ en 10-³ ligt?

A

dan spreken we van een echte evenwichtsreactie

18
Q

het principe van Le Chapelier en Van ‘t Hoff

A
  • de verschuiving van het evenwicht is zodanig dat de opgelegde verandering wordt tegengewerkt
  • systeem evolueert naar een nieuwe evenwichtstoestand
19
Q

hoe beïnvloed een TOENAME van CONCENTRATIE het evenwicht?

A

verplaatsing van het evenwicht naar het ander lid

20
Q

hoe beïnvloed een AFNAME van CONCENTRATIE het evenwicht?

A

verplaatsing van het evenwicht naar dit lid

21
Q

welke invloed heeft concentratieverandering op K?

A

K blijft constant bij concentratieverandering

22
Q

hoe kun je een volumevermeerdering laten optreden?

A

door verdunning (bv water toevoegen) of drukverlaging

23
Q

wat is het gevolg van volumevermeerdering op de concentratie?

A

concentratie daalt

24
Q

gevolg VOLUMEVERMEERDERING op het evenwicht

A

evenwicht verschuift naar lid met meest opgeloste deeltjes of gasdeeltjes (grootste som van coëfficienten)

25
Q

hoe kun je volumevermindering laten optreden?

A

door indamping of drukverhoging

26
Q

gevolg volumevermindering op concentratie?

A

concentratie stijgt

27
Q

gevolg voor evenwicht door volumevermindering

A

evenwicht verschuift naar lid met kleinste aantal opgeloste deeltjes of gasdeeltjes (kleinste som coëfficienten)

28
Q

welke invloed heeft de volumeverandering/drukverandering op K

A

K blijft constant bij volume/druk-verandering

29
Q

wat voor reactie zal het stijgen van de temperatuur bevorderen?

A

temperatuur stijgt = endotherme reactie

30
Q

wat voor reactie zal het dalen van de temperatuur bevorderen?

A

temperatuur stijgt = exotherme reactie

31
Q

hoe beïnvloed de temperatuursverandering K?

A

K zal veranderen bij een temperatuursverandering

32
Q

waarvoor zorgt een temperatuursverhoging?

A

een verhoogde heen- en terugreacie, meer uitgesproken op endotherme reactie

33
Q

waarvoor zorgt een temperatuursverlaging?

A

een verlaagde heen- en terugreactie, minder uitgesproken op exotherme reactie

34
Q

waarvoor zorgt een positieve katalysator?

A

zorgt dat het evenwicht sneller bereikt wordt

35
Q

waarvoor zorgt een inhibitor?

A

zorgt dat de evenwichtstoestand minder snel bereikt zal worden

36
Q

heeft een katalysator invloed op de ligging van het chemisch evenwicht?

A

nee

37
Q
A