Thema 2 Flashcards

1
Q

Wat zijn de basissen voor de soorten managers? (soorten)

A

Hiërarchische positie, benodigde kennis/vaardigheden, anciënniteit/ervaring + opgenomen verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Er zijn 3 posities waarin een manager zich kan bevinden welke?

A

Top-, midden-, lagere manager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Er zijn 2 types managers op vlak van kennis en vaardigheden, welke?

A

Specialistische en generalistische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een senior manager heeft veel/weinig verantwoordelijkheid?

A

veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vaardigheden die een manager nodig heeft?

A

Conceptuele vaardigheden, menselijke vaardigheden, technische vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Volgens de normatieve taken van een manager moet deze kunnen: ….

A

Plannen, organiseren, controleren, leiding geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een topmanager heeft veel/weinig conceptuele vaardigheden.

A

Veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een topmanager heeft veel/weinig technische vaardigheden.

A

weinig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het doel van een organisatie?

A

Blijven bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten doelen bestaan er?

A

Voorwerp, organisatieniveau, tijdshorizon, vormelijk karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een doelstelling moet voldoen aan de …. criteria.

A

SMART

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voor wat staat SMART?

A

Specifiek, meetbaar, aanvaardbaar, realistisch, tijdsgebonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de gevaren van doelstellingen?

A

Mogelijk demotiverend (steeds verhoogd), verwarring, conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de descriptieve rollen van een manager?

A

Interpersoonlijke rollen, informatierollen, besluitvormingsrollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke fouten kunnen er optreden in het beslissingsproces?

A

Sunk cost, overmoed, verankering, self-serving bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de oorzaken van het uitstellen van beslissingen?

A

Mentale kost, overanalyse, gebrek aan zelfkennis

17
Q

Met welke analyse kan je de omgeving van een onderneming in kaart brengen?

A

DESTEP-analyse

18
Q

Voor wat staat de DESTEP-analyse?

A

Demografische omgeving, Economische omgeving, Socioculturele omgeving, Technologische omgeving, Ecologische omgeving, Politiek-juridische omgeving

19
Q

Wat zijn de verschillen per conjunctuurgolf van een sector?

A

Timing, intensiteit

20
Q

De timing van de conjunctuurgolf van een sector is anders op vlak van een andere sector, welke mogelijkheden zijn er?

A

Leading, lagging, coincident

21
Q

Wat zijn volgens Porter de 5 factoren die de intensiteit van de concurrentieomgeving beïnvloeden?

A

Nieuwkomers, Leveranciers, Kopers, Substituten, Bestaande rivaliteit binnen de bedrijfstak