Thema 1.3 Flashcards
Het verschil tussen een zuiver experiment en een quasi-experiment is eigenlijk heel eenvoudig.
In een zuiver experiment wordt randomisatie toegepast om proefpersonen aan experimentele condities of manipulaties toe te wijzen.
In quasi-experimentele experimenten niet.
De kern van de . . . is dat iedere eenheid die geobserveerd wordt, meestal de proefpersoon, in het experiment evenveel kans moet hebben gehad om in een van de experimentele condities terecht te komen. Van belang is dus niet hoe proefpersonen in de steekproef terecht zijn gekomen, maar hoe ze in hun experimentele conditie terecht zijn gekomen.
randomisatie
In een . . . experiment wordt geobserveerd en gemanipuleerd in zogenaamde bestaande groepen. Er wordt niet gerandomiseerd. Een lesmethode toesten op school 1, in vergelijking met school 2 en 3. Kinderen zitten niet random op scholen. Dit maakt . . . designs iets zwakker dan zuivere experimenten
quasi-experimenteel
Onderzoekers kunnen variabelen meenemen in hun onderzoek waarvan ze een theoretisch onderbouwd vermoeden hebben dat dit verstorende achtergrondkenmerken kunnen zijn. De variabelen worden . . . genoemd, en kunnen in specifieke statistische analyses gebruikt worden om proefpersonen op die variabelen ‘gelijk te trekken’, in de hoop de kracht van randomisatie te benaderen.
covariaten
. . . betreffen studies waar iedere proefpersoon aan slecht een enkele experimentele conditie wordt blootgesteld. Hierdoor ontstaan groepen van proefpersonen die als groepen vergeleken kunnen worden.
Between-subjects designs, in het Nederlands tussenproefpersonendesigs genoemd
Bij (1) . . . worden alle proefpersonen juist aan alle experimentele en controlecondities blootgesteld. Omdat bij binnenproefpersonendesigns de reacties van proefpersonen wordt gemeten na het toedienen van ieder treatment wordt er ook wel van (2) . . . designs gesproken (herhaalde-metingendesigns).
- within-subjects designs, in het Nederlands binnenproefpersonendesigns genoemd
- repeated-measures
Het probleem van binnenproefpersonendesigns kan zijn dat er volgorde-effecten optreden. In binnenproefpersonendesigns wordt in sommige gevallen de volgorde waar condities in worden aangeboden gevarieerd. Deze vorm van controle wordt dan . . . genoemd.
counterbalancing
(1) . . . zijn populair gemaakt door de filosoof John Stuart Mill, en het concept van de (2) . . . is sinds zijn werken ook wel de Mill’s methode gaan heten. Het concept van de controle is namelijk een concept van logische bewijsvoering.
- Controles
2. controlegroep
Mill vatte de eisen samen in de taal van logica, en stelde dat experimenten twee vormen van bewijs moesten leveren.
De eerste, method of agreement,
Als tweede stelde Mill middels de method of difference
method of agreement
stelt dat een experiment allereerst moet aantonen dat als X zich voordoet, Y zich ook voordoet. Dit betekent dat als er minstens twee situaties zijn waarin Y zich voordoet, en X is in ieder van die gevallen aanwezig, dan is X een sufficient condition voor Y. In andere woorden, X is dan voldoende om het effect in Y in gang te zetten.
method of difference
stelt dat als X zich niet voordoet (-X) dat Y zich dan ook niet voor dient te doen (-Y). Dit betekent dat als het vermoede effect Y afwezig is als het vermoede effect X afwezig is dan is X een necessary condition voor Y. In andere woorden, X is dan absoluut onmisbaar om het effect in Y in gang te zetten.
Om de causaliteit van sommige vragen te beantwoorden is het daarom soms noodzakelijk om een controlegroep waar een treatment niet optreedt (-X) aan het experiment toe te voegen.
Met (1) . . . of . . . wordt geprobeerd de experimentele en de controlegroep gelijk te maken op een aantal externe bekende kenmerken waarvan men denkt dat ze in belangrijke mate van invloed zijn op de afhankelijke variabele. Als we ervan uitgaan dat sekse, leeftijd en opleiding van invloed zijn op de mening over asielzoekers, moeten we ervoor zorgen dat de experimentele en controlegroep op deze kenmerken aan elkaar gelijk (gemaakt) zijn. Er zijn twee manieren om dat te doen, namelijk door (2) . . . en . . .
- matchen of homogeniseren
2. precisiecontrole en globale controle
proefpersonen zo kiezen dat de groepen zo homogeen mogelijkop die externe variabele zijn. Deze winst in power gaat dan ten koste van een (beetje) externe validiteit.
Homogeniseren
Wanneer bij een experiment de groepen in de verschillende (experimentele en controle)condities even groot zijn en de toewijzing van de proefpersonen plaatsvindt op toevalsbasis.
Volledig gerandomiseerd ontwerp
Daarbij worden de proefpersonen, voorafgaand aan heteigenlijke experiment, ingedeeld in homogene categorieën, bijvoorbeeld mannen en vrouwen. Deze groepen worden blokken genoemd. Onderzoekers gaan bij vorming van dergelijke blokken uit van de variabelen die zij onder controle willen houden, omdat zij veronderstellen dat er een verband bestaat tussen respectievelijk sekse en leeftijd aan deene kant en bijvoorbeeld de houding jegens asielzoekers aan de andere kant.
Gerandomiseerd blokontwerp