thema 10 termen (bio) Flashcards
biotoop
een gebied met een uniform geografisch herkenbaar landschapstype waarin bepaalde levensgemeenschappen leven.
Habitat
de specifieke leefplek van een organisme in een biotoop.
Ecosysteem
het geheel van interacties tussen de biotische factoren en abiotische factoren.
niche
specifieke rol of taak van een organisme in een ecosysteem
Sleutelsoorten
soorten die een opvallend grotere rol vervullen in een ecosysteen
Betreding
plattreden van de bodembegroeiing door mens en dier, kan planten beschadigen.
Tredplanten
planten die aangepast zijn aan sterke betreding
Bemesting
extra toevoer van nutriënten of anorganische voedingsstoffen aan een bodem.
Stikstofminnende planten
planten die veel leven op sterk bemeste bodems omdat daar veel stikstof is.
Eutrofiëring
de overdreven toename van voedingsstoffen zoals fosfaten en nitraten in het grond- en oppervlaktewater.
aerobe bacteriën
bacteriën die enkel in een zuurstofrijke omgeving kunnen leven
anaerobe bacteriën
bacteriën die in een zuurstofarme omgeving kunnen overleven en zich voeden met rottend organisch materiaal
ecosysteemdienst
goederen en diensten die een ecosysteem levert aan de mens en de maatschappij.
Productiediensten
leveren producten voor de mens
Regulerende diensten
voordelen die worden verkregen uit de regulering van ecosysteemprocessen.